Het Amandinehuis in Schakkebroek - Herk de |Stad
Maria Paulina Jeuris wordt op 28 december 1872 in Schakkebroek geboren als het zevende kind van Cornelius (Gorsem 25 februari 1830 -Sint-Truiden 3 mei 1892) en van Maria Agnes Thys (Nieuwerkerken 28 februari 1836 -Schakkebroek 27 oktober 1878) Wanneer de moeder in 1878 sterft is Ida de oudste dochter 19 jaar oud, zij treedt in het klooster. Rosalie 8 jaar, Pauline 5 jaar en Mathilde 3 jaar worden tijdelijk opgevangen door de buren. Zoals Ida treden ook deze meisjes later in het klooster. Cornelius, 52 jaar, hertrouwt op 27 mei 1882 met Maria Ludovic Terneven in Binderveld.
Destijds was er in Schakkebroek geen school en ook geen schoolplicht. Vanaf haar 8e jaar (1880) gaat Pauline met haar zussen te voet naar school in het Ursulinen instituut te Herk-de-Stad. In 1883 doet Pauline haar eerste communie, twee jaar later op 24 juni 1885 ontvangt ze het H. Vormsel. 14 jaar oud, verlaat Pauline de familie Vanschoonbeek en verhuist net als haar zusters Anna en Rosalie naar de Zusters van Liefde te Sint Truiden om er te werken en te studeren. Pauline studeert verder aan het Sint-Lodewijkinstituut in Kwatrecht. Pauline komt er op 19 augustus 1891 aan en blijft er tot 1894. Kwatrecht leidt ook missiezusters op. Destijds voor de Congo. Pauline helpt hen met inpakken …
Haar zuster Rosalie, treedt drie maanden later, op 1 augustus in bij de zusters Franciscanessen Missionarissen van Maria in de Congostraat te Antwerpen. Ze krijgt de naam Maria Honorine en zal eind 1894 naar Marseille gestuurd worden om van daaruit naar de missie in Colombo (Ceylon) af te reizen.
Pauline vertrekt op 16 juli 1895 ook naar de Congostraat in Antwerpen waar ze op 16 december 1895 bij haar inkleding de naam Zuster Maria-Amandina van het Heilig Hart krijgt. Hoogzomer 1896 reist ook Amandina met de trein vanuit Antwerpen naar Marseille. Het Sint-Rafaëlconvent in Marseille wordt haar nieuwe thuis voor ongeveer twee jaar. Ze zorgt daar onder meer voor de zieken,
Op 12 maart 1899 schepen Amandina en haar medezusters om 4 uur ’s namiddag in op de Salazie, een pakketboot die haar via Ceylon, waar ze voor een paar uren haar zuster Honorine bezoekt op 30 maart. De zussen nemen afscheid met een tot ziens in de hemel. 1899. Ze reizen door naar Shanghai en van daaruit gaat de reis per boot verder tot Tientsin of Tianjinde en van daaruit reizen ze per trein of te voet door tot de poster Taiyuanfou waar ze op 4 mei 1899 aankomen. Ook daar gaat zuster Amandina in het ziekenhuis voor de zieken zorgen. Zij werkt vooral in de apotheek. Ze omschrijft haar taak als volgt tegenover haar algemene overste: «Er zijn tweehonderd wezen, waaronder veel zieken die we zo goed mogelijk verzorgen. Ook zieken van buitenaf komen om verzorgd te worden. Als je deze patiënten zou zien, zou je geschokt zijn. Je kunt je hun wonden niet voorstellen, verergerd door een gebrek aan hygiëne. Wat een geluk dat ik in Marseille van alles een beetje heb geleerd. Ik doe er alles aan om ze te ontlasten".
In feite was de opgave enorm: een leven van opoffering zonder pauze, aanvaard met vreugdevolle volharding .”Zuster Amandine is, qua leeftijd en van nature, de jongste onder ons”, schreef Marie Hermine. “Ze zingt en lacht de hele dag. Dat is niet slecht; Integendeel. Het kruis van een missionaris moet met vreugde gedragen worden”. De Chinezen noemden haar "De Europese zus die altijd lacht".
Tijdens de Bokseropstand werd op 1 juli 1900 een edict uitgevaardigd waarin stond dat de tijd van goede betrekkingen met Europese missionarissen en hun christenen nu voorbij was: dat de eersten onmiddellijk moesten worden gerepatrieerd en de gelovigen gedwongen hun geloof af te zweren, op straffe van de dood. In april 1900 worden muurkranten opgehangen uit dat christenen kunnen aangeklaagd worden. Brandstichtingen en plunderingen van Westerse eigendommen beginnen.
Op 1 juli 1900 vaardigt keizerin Ts’e-Si een decreet om uit elke vreemdeling te doden. Zr. Amandine en haar medezusters besloten te blijven. Toen ze het nieuws hoorde dat er vervolging naderde, zei St. Amandine: "Ik bid God, niet om de martelaren te redden, maar om ze kracht te gevente volharden". Op 8 juli worden Mgr. Grassi en 32 kloosterlingen naar de residentie van de Mandarijn gebracht en vandaar naar het bestuursgebouw. De zeven zusters gingen de dood tegemoet terwijl ze het Te Deum , de hymne van dankzegging, zongen. De volgende dag op 9 juli vallen honderden boksers de gevangenis binnen. Rond 16 uur krijgen ze, nog steeds vastgebonden, een zware klap van het kromzwaard. De lijken worden overgeleverd aan de woede van het volk. Tegen de avond aan worden de mishandelde lichamen in een kuil gegooid. De missie wordt platgebrand.
Op 22 September 1900 komt het nieuws van de slachting in Frankrijk , een dag later in Schakkebroek. Christenen van Taiyuanfou zouden de gebeenten later opnieuw opgegraven hebben en op een afzonderlijk kerkhof naast deze van de bisschoppen en de missionarissen hebben bijgezet.
In 1948 worden de martelaren zalig en in 2000 heilig verklaard samen met andere martelaren van China.
Het Amandinamuseum is ondergebracht in het geboortehuis van Amandina in Schakkebroek- Herk-de-Stad. Een gedeelte omvat de leef- en slaapvertrekken ingericht in de stijl van het einde van de 18e eeuw. Een ander gedeelte is de schuur die omgebouwd werd tot de "Chinese Kapel". In deze kapel wordt dagelijks een eucharistieviering gehouden.
De inhoud van deze bijdrage is het resultaat van vele vindplaatsen on line waarbij ik een artikel met de titel "Pauline Jeuris (Amandina)(1872 – 1900)" van A, Smeets noem.