zaterdag 3 december 2022

Lezingen H. Mis 2e zondag van de advent, jaar A Zie, Ik zend mijn bode voor U uit, die de weg voor uw komst zal bereiden.


Eerste lezing (Jes. 35, 1-6a.10)

Zo spreekt de Heer:

“Woestijn en steppe zullen zich verheugen,

jubelen en bloeien de dorre vlakte.

Pronken zal zij met lelies,

van blijdschap jubelen en juichen.

De glorie van de Libanon valt haar ten deel,

de luister van Karmel en Sjaron.

Zij zullen de glorie van de Heer aanschouwen,

de luister van onze God.

Maak slappe handen sterk,

geef kracht aan knikkende knieën.

Spreek tot allen, die de moed verloren hebben:

Vat moed en vrees niet.

Uw God komt om de wraak te voltrekken,

God komt om te vergelden en om u te redden.


Dan gaan de ogen van de blinden weer open

en zullen de oren van de doven geopend worden.

De lamme zal springen als een hert

en jubelen zal de tong van de stomme.

Die door de Heer verlost zijn,

zullen weer terugkeren.

Jubelend komen zij naar Sion,

hun hoofden omgeven met eeuwige vreugde.

Zij zullen vreugde verkrijgen en blijdschap,

en pijn en gejammer nemen de vlucht.”


Tweede lezing (Jak. 5, 7-10)

Broeders en zusters,

hebt geduld tot de komst van de Heer.

De boer, die uitziet naar de heerlijke vrucht van zijn land,

kan alleen maar geduldig wachten,

totdat de winter- en voorjaarsregens gevallen zijn.

Ook gij moet geduldig zijn en moedig,

want de komst van de Heer is nabij.

Klaag elkaar niet aan;

dan valt ge zelf onder het oordeel.

Denkt eraan:

de rechter staat al voor de deur.

Broeders en zusters,

neemt een voorbeeld aan de lijdzaamheid

en het geduld van de profeten,

die gesproken hebben in de naam van de Heer.


Evangelie (Mt. 11, 2-11)

In die tijd hoorde Johannes in de gevangenis

over de werken van de Christus

en hij liet Hem door zijn leerlingen de vraag stellen:

“Zijt Gij de komende,

of hebben wij een ander te verwachten?”

Jezus antwoordde hun:

“Gaat aan Johannes zeggen wat gij hoort en ziet:

blinden zien en lammen lopen,

melaatsen genezen en doven horen,

doden staan op

en aan armen wordt de Blijde Boodschap verkondigd.

Gelukkig is hij die aan Mij geen aanstoot neemt.”


Toen zij vertrokken waren,

begon Jezus tot de menigte te spreken over Johannes:

“Waar zijt gij in de woestijn naar gaan zien?

Naar een riethalm door de wind bewogen?

Waar zijt gij dan wèl naar gaan zien?

Naar iemand in verfijnde kleding?

Die verfijnde kleding dragen

zijn te vinden in de paleizen der koningen.

Waartoe zijt gij dan uitgetrokken?

Om een profeet te zien?

Inderdaad, zeg Ik u, zelfs meer dan een profeet!

Hij is het over wie geschreven staat:

Zie, Ik zend mijn bode voor U uit,

die de weg voor uw komst zal bereiden.

Voorwaar, Ik zeg U:

Onder hen die uit vrouwen geboren zijn,

is niemand opgestaan die groter is dan Johannes de Doper.

Niettemin is de kleinste in het Rijk der hemelen

groter dan hij.”

vrijdag 2 december 2022

2 december zalige Jan van Ruusbroec (1293-1381) - De vereniging met God

Ontleend aan 'Vanden blinckende steen', p.85-86.


[Wanneer we een schouwend leven leiden voelen we ons]

één met God.

Want langs de overvorming Gods

voelen wij ons verzwolgen

in de grondeloze afgrond van onze eeuwige zaligheid,

waar wij tussen God en ons

geen onderscheid meer kunnen vinden of waarnemen.

Dat nu is ons opperste gevoel,

dat wij anders niet bezitten kunnen

dan in ontzonkenheid van minne.

Als wij

in ons opperste gevoel getrokken en verheven worden,

zijn al onze krachten in wezenlijke genieting werkeloos,

maar ze gaan geenszins te niet;

want dan verloren wij onze geschapenheid.

En zolang wij met neigende geest en open ogen

zonder overdenking van het verstand

in ledigheid volharden,

mogen wij schouwen en genieten.

Maar van het ogenblik af,

dat wij willen onderzoeken en ontleden

wat wij eigenlijk ervaren,

vallen wij terug in de werkzaamheden van de rede.

Dan vinden wij onderscheid en andersheid

tussen ons en God,

en dan vinden wij God

buiten ons

in al Zijn onbegrijpelijkheid.

vindplaats: zinrijk.nl

zondag 27 november 2022

Lezingen H. Mis 1e zondag van de advent, jaar A Weest dus waakzaam, want gij weet niet op welke dag uw Heer komt.


Eerste lezing
 (Jes. 2,1-5)
Visioen van Jesaja, de zoon van Amos, over Juda en Jeruzalem. Op het einde der dagen zal de berg waarop de tempel van de Heer staat, oprijzen boven alle bergen en uitsteken boven alle heuvels. Alle volkeren zullen erheen stromen en talloze naties erheen trekken. Zij zullen zeggen: “Kom, laat ons optrekken naar de berg van de Heer, naar de tempel van Jakobs God. Hij zal ons zijn wegen wijzen en wij zullen zijn paden bewandelen. Want uit Sion komt de Wet, het Woord van de Heer uit Jeruzalem. Oordelen zal Hij de volkeren, rechtspreken over de talloze naties. Zij zullen hun zwaarden omsmeden tot ploegijzers, hun speren tot sikkels. Geen volk zal nog het zwaard trekken tegen een ander, en niemand zal nog leren oorlog voeren. Huis van Jakob, kom, laat ons wandelen in het licht van de Heer.”

Tweede lezing (Rom 13,11-14)
Broeders en zusters, gij weet dat het uur om uit de slaap te ontwaken reeds is aangebroken. Thans is ons heil dichterbij dan toen wij tot het geloof kwamen. De nacht loopt ten einde, de dag breekt aan. Laten wij ons dus ontdoen van de werken der duisternis en ons wapenen met het licht. Laten wij ons behoorlijk gedragen als op klaarlichte dag, en ons onthouden van braspartijen en drinkgelagen, van ontucht en losbandigheid, van twist en nijd. Bekleedt u met de Heer Jezus Christus en koestert geen zondige begeerten meer.

Evangelie (Mt. 24,37-44)
In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen: “Zoals het ging in de dagen van Noach, zo zal het gaan bij de komst van de Mensenzoon. Zoals de mensen in de dagen vóór de zondvloed doorgingen met eten en drinken, met huwen en ten huwelijk geven, tot op de dag waarop Noach de ark binnenging, en zij niets vermoedden totdat de zondvloed kwam en allen wegrukte: zo zal het gaan bij de komst van de Mensenzoon. Dan zullen er twee op de akker zijn: de een wordt meegenomen, de ander achtergelaten: twee vrouwen zullen met de molen aan het malen zijn: de een wordt meegenomen, de andere achtergelaten. Weest dus waakzaam, want gij weet niet op welke dag uw Heer komt. Begrijpt dit wel: als de eigenaar van het huis wist op welk uur van de nacht de dief zou komen, zou hij blijven waken en in zijn huis niet laten inbreken. Weest ook gij dus bereid, omdat de Mensenzoon komt op het uur waarop gij het niet verwacht.”

Veni Veni Emmanuel

zaterdag 26 november 2022

Adventslied: Maria durch ein Dornwald ging

Rorate Caeli desuper - Klassiek Adventslied bijvoorbeeld na H. Communie of na de H.Mis



In the seventeenth century, Rorate was arranged into a hymn combining the traditional text with other scriptural passages used in the liturgy for Advent. The earliest known version is in the Oratorian Officia Propria (1673); it also appears in French diocesan rites, such as the Rouen Processional of 1729 and 1763.[2]

The hymn was popularized in English by the English Hymnal. In the Book of Hymns (Edinburgh, 1910), p. 4, W. Rooke-Ley translates the text in connection with the O Antiphons ('Mystic dew from heaven Unto earth is given: / Break, O earth, a Saviour yield—Fairest flower of the field').[1] The text also forms the basis for the hymn 'O Heiland, reiß die Himmel auf'.

The traditional English translation of the text is from the English Hymnal (except for the third verse, and with the last verse modified here to follow the Latin).

In addition to traditional plainsong, musical settings of the Rorate coeli have been composed by amongst others, Giovanni Pierluigi da Palestrina (1572), Jacob Handl (1586), William Byrd (1605) and Heinrich Schütz (1639).[3]

Settings of the English text, Drop down ye heavens, have been written by a number of composers, including Judith Weir (written in 1983 for the choir of Trinity College Chapel, Cambridge),[4] Andrew Cusworth[5] and Richard Hey Lloyd (1979).[6]

LatinEnglish
Roráte caéli désuper,
et núbes plúant jústum.

Drop down, ye heavens, from above,
and let the skies pour down righteousness.

Ne irascáris Dómine,
ne ultra memíneris iniquitátis:
ecce cívitas Sáncti fácta est desérta:
Síon desérta fácta est, Jerúsalem desoláta est:
dómus sanctificatiónis túæ et glóriæ túæ,
ubi laudavérunt te pátres nóstri.

Be not wroth very sore, O Lord,
neither remember iniquity for ever:
thy holy city is a wilderness,
Sion is a wilderness, Jerusalem a desolation:
our holy and our beautiful house,
where our fathers praised thee.

Peccávimus, et fácti súmus tamquam immúndus nos,
et cecídimus quasi fólium univérsi:
et iniquitátes nóstræ quasi véntus abstulérunt nos:
abscondísti faciem túam a nóbis,
et allisísti nos in mánu iniquitátis nóstræ.

We have sinned, and are as an unclean thing,
and we all do fade as a leaf:
and our iniquities, like the wind, have taken us away:
thou hast hid thy face from us:
and hast consumed us, because of our iniquities.

Víde Dómine afflictiónem pópuli túi,
et mítte quem missúrus es:
emítte Agnum dominatórem térræ,
de Pétra desérti ad móntem fíliæ Síon:
ut áuferat ípse júgum captivitátis nóstræ.

Behold, O Lord, the affliction of thy people,
and send forth him whom thou wilt send;
send forth the Lamb, the ruler of the earth,
from Petra of the desert to the mount of the daughter of Sion:
that he may take away the yoke of our captivity.

Vos testes mei, dicit Dóminus,
et servus meus quem elégi;
ut sciátis, et credátis mihi:
ego sum, ego sum Dóminus, et non est absque me salvátor:
et non est qui de manu mea éruat.

Ye are my witnesses, saith the Lord,
and my servant whom I have chosen;
that ye may know me and believe me:
I, even I, am the Lord, and beside me there is no Saviour:
and there is none that can deliver out of my hand.

Consolámini, consolámini, pópule méus:
cito véniet sálus túa:
quare mæróre consúmeris,
quia innovávit te dólor?
Salvábo te, nóli timére,
égo enim sum Dóminus Déus túus,
Sánctus Israël, Redémptor túus.

Comfort ye, comfort ye my people;
my salvation shall not tarry:
why wilt thou waste away in sadness?
why hath sorrow seized thee?
Fear not, for I will save thee:
For I am the Lord thy God,
the Holy One of Israel, thy Redeemer.

Mgr. Robert Barron FIRST SUNDAY OF ADVENT

Luke 21:25-28, 34-36

Friends, in today’s Gospel Jesus tells his disciples to be vigilant. Today marks the beginning of Advent, the great liturgical season of vigilance, of waiting and watching.

What practically can we do during this season of vigil keeping? What are some practices that might incarnate for us the Advent spirituality?

I strongly recommend the classically Catholic discipline of Eucharistic adoration. To spend a half hour or an hour in the presence of the Lord is not to accomplish or achieve very much—it is not really "getting" anywhere—but it is a particularly rich form of spiritual waiting.

As you keep vigil before the Blessed Sacrament, bring to Christ some problem or dilemma that you have been fretting over, and then say: "Lord, I’m waiting for you to solve this, to show me the way out, the way forward. I’ve been running, planning, worrying, but now I’m going to let you work." Then, throughout Advent, watch attentively for signs.

Also, when you pray before the Eucharist, allow your desire for the things of God to intensify; allow your heart and soul to expand. Pray, "Lord, make me ready to receive the gifts you want to give," or even, "Lord Jesus, surprise me."

Creator Alme Siderum (1st Sunday of Advent, Hymne vespers)

Johann Sebastian Bach: Kantata BWV 61 - Nun kommt der Heiden Heiland. Adventscantate.

vrijdag 11 november 2022

Today begins the Novena to Christ the King - with thank to ewtn.com!





Almighty and merciful God, you break the power of evil and make all things new in your Son Jesus Christ, the King of the universe. May all in heaven and earth acclaim your glory and never cease to praise you.

We ask this through our Lord Jesus Christ, your Son, who lives and reigns with you and the Holy Spirit, one God, for ever and ever. Amen.

Recite One Our Father, One Hail Mary and One Glory Be per day

followed by the Novena Prayer:

O Lord our God, You alone are the Most Holy King and Ruler of all nations.

We pray to You, Lord, in the great expectation of receiving from You, O Divine King, mercy, peace, justice and all good things.

Protect, O Lord our King, our families and the land of our birth.

Guard us we pray Most Faithful One.

Protect us from our enemies and from Your Just Judgment

Forgive us, O Sovereign King, our sins against you.

Jesus, You are a King of Mercy.

We have deserved Your Just Judgment

Have mercy on us, Lord, and forgive us.

We trust in Your Great Mercy.

O most awe-inspiring King, we bow before You and pray;

May Your Reign, Your Kingdom, be recognized on earth.


Amen.

Wer war St. Martin? - Vom römischen Soldaten, der später Bischof wurde

zondag 6 november 2022

The Promise of an Afterlife! Ordinary Time 32C Kids only!

The Reality of Life After Death - Bishop Barron's Sunday Sermon 32nd Sunday in Ordinary Time

Lezingen H. Mis 32e zondag door het jaar jaar C - Als kinderen van de verrijzenis, zijn zij kinderen van God.


Eerste lezing (2 Makk. 7,1-2.9-14)

In die dagen werden zeven broers met hun moeder gevangen genomen.
De koning wilde ze dwingen van het verboden varkensvlees te eten
door ze met roeden en zwepen te geselen.
De eerste van hen, die optrad als hun woordvoerder, sprak als volgt:
“Waarom wilt gij ons ondervragen
en wat wilt gij van ons te weten komen?
Wij zijn bereid te sterven,
liever dan de wetten van onze voorouders te overtreden.”
Nadat de eerste gestorven was,
riep de tweede broer, kort voordat hij de geest gaf:
“Booswicht, gij kunt ons wel het tegenwoordige leven ontnemen,
maar de Koning der wereld zal ons, die voor zijn wetten sterven,
laten opstaan tot een eeuwig leven.”
Na hem werd de derde gemarteld.
Zonder enige vrees sprak hij:
“Ik heb deze ledematen van God gekregen;
uit eerbied voor zijn wetten doe ik er afstand van,
maar ik hoop ze eens weer terug te krijgen.”
De koning en zijn omgeving stonden verbaasd over zoveel moed
bij de jongeman,
die zijn folteringen zonder één moment van zwakte doorstond.
Toen hij dood was
werd de vierde broer op dezelfde wijze gefolterd en gepijnigd.
Op het punt te sterven riep hij nog uit:
“Het is niet zo erg door mensen omgebracht te worden,
wanneer wij mogen vertrouwen op Gods belofte,
dat Hij ons weer zal laten verrijzen.
Voor u echter zal er geen verrijzenis tot een nieuw leven zijn!”

Tweede lezing (2 Tess. 2,16-3, 5)
Broeders en zusters,
Moge de Heer Jezus Christus zelf,
moge God, onze Vader,
die ons zijn liefde heeft betoond, en die ons in zijn genade
eeuwige troost en blijde hoop heeft geschonken,
uw harten bemoedigen
en sterken met alle goeds, in woord en daad.
Voorts, broeders en zusters, bidt voor ons,
opdat het woord des Heren overal, zoals bij u,
zijn luisterrijke loop mag volbrengen,
en opdat wij verlost worden van die kwaadaardige en boze lieden;
want het geloof is niet aller deel.
Maar de Heer is getrouw:
Hij zal u sterken en behoeden voor de boze.
In de Heer vertrouwen wij op u,
dat gij doet wat wij bevelen en dit ook zult blijven doen.
Moge de Heer uw harten neigen tot de liefde Gods
en tot de standvastigheid van Christus.

Evangelie (Lc. 20,27-38
)
In die tijd kwamen enigen van de Sadduceeën,
die de verrijzenis loochenen, bij Jezus
met de vraag:
“Meester, wij zien bij Mozes geschreven staan:
Als iemand een getrouwde broer heeft die kinderloos sterft,
dan moet hij diens vrouw nemen
en aan zijn broer een nageslacht geven.
Nu waren er eens zeven broers.
De eerste trouwde en stierf kinderloos.
De tweede en de derde namen de vrouw
en de een na de ander stierven ze alle zeven
zonder kinderen na te laten.
Het laatste stierf ook de vrouw.
Van wie van hen is zij nu bij de verrijzenis de vrouw?
Alle zeven toch hebben haar tot vrouw gehad.”
En Jezus sprak tot hen:
“De kinderen van deze wereld
huwen en worden ten huwelijk gegeven,
maar zij die waardig gekeurd zijn
deel te krijgen aan de andere wereld
en aan de verrijzenis uit de doden,
huwen niet en worden niet ten huwelijk gegeven.
Zij kunnen immers niet meer sterven,
omdat zij als engelen zijn;
en, als kinderen van de verrijzenis, zijn zij kinderen van God.
Dat de doden verrijzen, heeft ook Mozes aangeduid
waar het gaat over de braamstruik,
doordat hij de Heer noemt:
de God van Abraham, de God van Isaäk en de God van Jakob.
De Heer is toch geen God van doden, maar van levenden,
want voor Hem zijn allen levend.”

Introitus - Intret oratio mea Dominica XXXII per annum

zaterdag 5 november 2022

Lezingendienst Maria op zaterdag - Door haar voortdurende voorspraak blijft zij ervoor zorgen dat wij de gaven van het eeuwig heil ontvangen.


 

Uit de dogmatische constitutie over de kerk van het Tweede Vaticaans Concilie

Het moederschap van Maria binnen de genademededeling.

Door het raadsbesluit van de goddelijke Voorzienigheid was de heilige Maagd, in verband met de menswording van het Woord Gods, van eeuwigheid voorbestemd tot moeder van God. Zo was zij hier op aarde de toegewijde moeder van de goddelijke Verlosser. Meer dan wie ook was zij op bijzondere wijze de edelmoedige gezellin en de nederige dienstmaagd van de Heer. Zij heeft Christus ontvangen en ter wereld gebracht. Zij heeft Hem zelf gevoed en in de tempel aan de Vader opgedragen. Zij heeft meegeleden met haar Zoon toen Hij stervend hing aan het kruis. Door dit alles heeft Maria in gehoorzaamheid, met geloof, hoop en vurige liefde op volstrekt enige wijze deelgenomen aan het werk van onze Verlosser, voor het herstel van het bovennatuurlijke leven in de zielen der mensen. Daarom is zij in de orde van de genade ook onze moeder.

Dit moederschap van Maria binnen de genademededeling duurt onafgebroken voort: vanaf de instemming die zij bij de boodschap van de engel in geloof heeft gegeven en waaraan zij onder het kruis onwankelbaar trouw is gebleven, tot aan de eeuwige voltooiing van alle uitverkorenen. Want ten hemel opgenomen heeft zij deze heilbrengende taak niet opgegeven: door haar voortdurende voorspraak blijft zij ervoor zorgen dat wij de gaven van het eeuwig heil ontvangen. In haar moederlijke liefde is Maria bezorgd voor de geestelijke broeders en zusters van haar Zoon die nog onderweg zijn en in gevaar en nood verkeren totdat zij het geluk van het vaderland bereiken.

Daarom wordt de heilige Maagd door de kerk aangeroepen onder de titels van voorspreekster, helpster, bijstand en middelares. Dit moet evenwel zo worden verstaan, dat aan de waardigheid en werkdadigheid van Christus, de éne middelaar, niets wordt afgedaan en niets wordt toegevoegd.

Geen enkel schepsel immers kan ooit op één lijn worden gesteld met het mensgeworden Woord, met de Verlosser. Maar zoals het priesterschap van Christus op verschillende wijzen wordt gedeeld door zijn bedienaars en door het gelovige volk, en zoals de éne goedheid van God op verschillende wijzen over zijn schepselen werkelijk is uitgestort, zo is het ook met het enige middelaarschap van de Verlosser: het sluit de mensen niet uit, maar maakt verschillende vormen van medewerking mogelijk, die allen een deelname zijn aan één en dezelfde bron.

De kerk aarzelt niet deze ondergeschikte rol van Maria te erkennen. Zij ervaart deze voortdurend en brengt ze gaarne de gelovigen in herinnering, opdat zij onder Maria’s moederlijke bescherming Christus, de Middelaar en Verlosser, van meer nabij volgen.


vrijdag 28 oktober 2022

October 28, Ss. Simon & Jude - Holiness is entirely God’s creation and gift.


Holiness does not depend on human merit, culture, personality, effort, or achievement. It is entirely God’s creation and gift. God needs no Zealots to bring about the kingdom by force. Jude, like all the saints, is the saint of the impossible: Only God can create his divine life in human beings. And God wills to do so, for all of us.

woensdag 26 oktober 2022

Lezingendienst woensdag 30e week door het jaar - De zalige eenzaamheid van God.



VERS

Op het woord van de Heer vertrouw ik.

Op Hem stel ik mijn hoop.

EERSTE LEZING MET RESPONSORIUM

Uit het boek van de Wijsheid 4, 1-20

Het ware en valse geluk.
Kinderloosheid is beter
als zij met deugd gepaard gaat,
want die blijft in onsterfelijke herinnering,
omdat zij zowel bij God als bij de mensen in aanzien staat.
Waar zij is, volgt men haar na
en men verlangt haar terug, als zij is heengegaan;
in de eeuwigheid houdt zij haar triomftocht,
getooid met de lauwerkrans,
omdat zij gezegevierd heeft in de strijd
om onbederfelijke prijzen.
De kinderrijke massa van de goddelozen echter
brengt geen baat;
met haar bastaardloten
schiet zij niet diep wortel
en krijgt zij geen vaste grondslag.
Al bot zij ook voor een korte tijd
in twijgen uit,
toch staat zij niet stevig
en wordt zij door de wind heen en weer geslingerd
en door het geweld van de winden ontworteld.
De onvolgroeide takken knappen af
en hun vrucht is onbruikbaar,
niet rijp genoeg om te eten
en nergens goed voor.
Ja, de kinderen
die uit zondige omgang zijn geboren,
getuigen bij het oordeel
tegen hun verdorven ouders.
De rechtvaardige echter vindt rust,
al sterft hij ook vóór zijn tijd.
Want het aanzien van de ouderdom
berust niet op een lang leven
en wordt niet afgemeten naar het aantal jaren.
Neen, een mens is een grijsaard door zijn verstandigheid
en hij is bejaard door zijn onbesproken leven.
Hij was welgevallig aan God en werd door Hem bemind;
hij leefde te midden van zondaars en werd weggenomen.
Hij werd weggerukt, opdat geen boosheid
zijn inzicht zou vertroebelen
en geen bedrog zijn ziel zou verleiden.
Want de betovering van de ondeugd
verduistert het goede
en de roes van de hartstocht
verderft een onschuldig gemoed.
In korte tijd tot voleinding gekomen
heeft hij de volheid van vele jaren bereikt,
want zijn ziel was welgevallig aan de Heer:
daarom ging hij spoedig heen
uit de slechte wereld.
De mensen zien dat wel maar begrijpen het niet;
in hun gedachten komt zoiets niet eens op
dat genade en barmhartigheid
zijn uitverkorenen ten deel vallen
en dat er over zijn heiligen gewaakt wordt.
Een rechtvaardige die sterft,
zal een veroordeling zijn van de goddelozen die leven;
een jongeman die vroeg tot volmaaktheid komt,
zal de hoogbejaarde zondaar veroordelen.
Zij zullen immers het sterven van de wijze zien
zonder te begrijpen wat de Heer met hem voorhad
en waarom Hij hem in veiligheid heeft gebracht.
Zij zullen het zien, vol verachting,
maar de Heer zal hen uitlachen.
En tenslotte worden zij smadelijke kadavers
en een voorwerp van spot onder de doden, voor eeuwig,
want Hij zal hen breken
en hen sprakeloos voorover laten vallen
en hen van hun grondvesten losrukken;
zij zullen totaal verwoest worden
en kwellingen verduren,
en de herinnering aan hen zal vergaan.
Zij zullen vol angst verschijnen,
wanneer de rekening van hun zonden wordt opgemaakt,
en hun ongerechtigheden
zullen dan als aanklagers tegen hen optreden.

Responsorie Wijsh. 4, 8.9.13

Het aanzien van de ouderdom wordt niet afgemeten naar het aantal jaren; een mens is grijsaard door zijn onbesproken leven. In korte tijd tot voleinding gekomen, heeft de rechtvaardige de volheid van vele jaren bereikt. Een mens is grijsaard door zijn onbesproken leven.

TWEEDE LEZING MET RESPONSORIUM

Uit een preek van de priester Johannes Tauler († 1361) over het verborgen wezen van God

De zalige eenzaamheid van God.

Mens, beschouw de onpeilbare diepte van Gods verborgenheid: ‘Waarlijk, Heer, Gij zijt een verborgen God’ (Jes. 45, 15). Hij is op een verborgen wijze alle dingen veel meer nabij dan enig ding zichzelf nabij is, op de bodem van de ziel verborgen voor alle zintuigen en in wezen geheel ongrijpbaar. Dring daar binnen met al je vermogens, die ver boven je gedachten uitgaan en boven al het uiterlijke. Dit is zo ver van jezelf en van alle innerlijkheid verwijderd en zo vreemd, zoals een dier dat slechts zijn zintuigen volgt en geen besef heeft, geen bewustzijn en geen ervaring bezit.

Daal neer in die verborgenheid en verberg je erin voor alle schepselen en voor alles wat vreemd is aan je wezen en er niet gelijk aan is. Dit alles mag echter niet gebeuren door verbeelding of door een vastomlijnd denken, maar op een wezenlijke, scheppende wijze, bij wijze van ervaren, met alle kracht en met geheel je verlangen, boven de zintuigen verheven.

Dan kan de mens de eigenheid zien van de goddelijke eenzaamheid in de stille verlatenheid, waarin nooit een wezenlijk woord op een werkelijke manier uitgesproken noch enig werk verricht werd. Daar is het zo stil, zo geheimnisvol en zo leeg. Daar is niets anders dan de zuivere God. Daar kwam nooit iets binnen dat er vreemd is, geen schepsel, geen beeld en geen vorm.

Deze eenzaamheid bedoelde onze Heer, toen Hij door de profeten sprak: ‘Daarom wil Ikzelf haar naar Mij toe lokken, zorg Ik dat zij naar de woestijn gaat en spreek Ik tot haar’ (Hos. 2, 16). Deze woestijn is zijn stille, eenzame godheid. Daarheen leidt Hij allen die voor dit goddelijk influisteren ontvankelijk moeten worden, nu en in de eeuwigheid. En in dit eenzame, stille, vrije wezen van God moet je je nutteloze, woeste grond binnenvoeren, in de woestijn van God jouw grond die overwoekerd is met onkruid en al het goede mist en vol wilde dieren is, namelijk jouw dierlijke, zintuiglijke vermogens en begeerten.

Beschouw dan de goddelijke duisternis. Door haar onuitsprekelijke helderheid is zij duister voor elk verstand, voor engelen en mensen, zoals de glans van de zon voor het zwakke oog duisternis is. Want alle geschapen kennis verhoudt zich krachtens haar natuur tot de goddelijke helderheid zoals het oog van een zwaluw tot de heldere zon: zij kan haar niet vatten, wordt erdoor verblind en deinst ervoor terug omdat zij geschapen is, een schepsel. Daartegenover stel je je eigen ondoorgrondelijke duisternis die van al het ware licht beroofd is en alle licht mist, en laat je je verlichten door de afgrond van de goddelijke duisternis, die alleen door zichzelf gekend is en door niets van wat geschapen is. Deze zalige afgrond die niet te kennen en niet te benoemen is, wordt meer bemind en trekt de zielen meer tot zich dan alles wat zij in de eeuwige zaligheid van het goddelijk zijn kunnen kennen.


Vgl. 1 Tim. 6, 15.16; Ps. 139 (138), 12

Aan de gelukzalige, de enige Heerser, die woont in ongenaakbaar licht, Hem zij eer en eeuwige macht.

De duisternis is voor Hem niet donker, voor Hem zijn licht en duisternis gelijk.

Hem zij eer en eeuwige macht.


Short meditation Mgr. R. Barron THIRTIETH WEEK IN ORDINARY TIME The mustard seed.

LUKE 13:22–30 

Friends, today’s Gospel compares the kingdom of heaven to a mustard seed. It seems to be a law of the spiritual life that God wants good things to start small and grow over time.

We’re tempted to say, “You’re God. Just get on with it. Do it.” But why would God work the way he does? We might attempt a few explanations. It is a commonplace of the Bible that God rejoices in our cooperation. He wants to involve us—through freedom, intelligence, creativity—in what he is doing. And so he plants seeds, and he wants us to cultivate them.

“Francis, rebuild my Church.” Heck, God could have rebuilt his Church, but he wanted St. Francis to get involved. God could have renewed the spiritual life of Christianity through a great infusion of grace, but he inspired St. Anthony to leave everything behind and go live alone in the desert. 

There’s something else. When things start small, they can fly under the radar for a time while they gain strength and heft and seriousness. And those involved can be tested and tried.



dinsdag 25 oktober 2022

Prayer of Cardinal Newman O Lord, support us all the day long of this troublous life.


O Lord, support us all the day long of this troublous life, until the shades lengthen and the evening comes, the busy world is hushed, the fever of life is over and our work is done; then Lord, in thy mercy, grant us safe lodging, a holy rest, and peace at the last, through Jesus Christ our Lord. Amen.

Ask Mgr. Barron: What is a miracle?


z

Word on fire Mgr. Robert Barron 24 october 2022:

Friends, today’s Gospel gives us a wonderful story of Jesus performing a miracle, something he still does today. I want to draw your attention to an extraordinary book by Protestant scholar Craig Keener titled Miracles: The Credibility of the New Testament Accounts. The most surprising section of the book contains his reports of some of the millions of miracles that come, even today, from all over the world.

I’ll relay to you just one case from Keener’s book. Ed Wilkinson’s eight-year-old son was found to have two holes in his heart. Surgery was scheduled and, while he was waiting, Ed prayed, but he was struggling with doubts. When his son asked whether he was going to die, his father was honest with him.

Ed’s pastor decided to hold a prayer service for the boy, during which hundreds gathered to pray for his recovery. The day of the surgery arrived, and Ed was told the surgery would take four to six hours. After about a half hour, the surgeon entered the waiting area, and Ed feared for the worst. Instead, the doctor had inexplicable news: there were no holes in the boy’s heart. They had simply closed up.