zaterdag 23 november 2024
23 november Saint Clement of Rome | Apostolic Fathers
zaterdag 2 november 2024
maandag 4 maart 2024
4 March St. Casimir met lezing getijdengebed
zondag 3 maart 2024
3 March - Saint Katherine Drexel: A Life of Caring and Service
Lezingen H. Mis 3e zondag van de vasten jaar B Jezus wist wat er in de mens stak en daarom was het niet nodig dat iemand Hem over de mens inlichtte.
Eerste lezing (Ex. 20, 1-17)Uit het boek Exodus.
In die dagen sprak God al de woorden die hier volgen.
“Ik ben de Heer uw God, die u heb weggeleid uit Egypte, het slavenhuis.
Gij zult geen andere goden hebben ten koste van Mij.
Gij zult geen godenbeelden maken,
geen afbeelding van enig wezen boven in de hemel,
beneden op aarde of in de wateren onder de aarde.
Gij zult u voor hen niet ter aarde buigen
en hun geen goddelijke eer bewijzen;
want Ik, de Heer uw God,
Ik ben voor hen die Mij haten een jaloerse God,
die de schuld van de vaders wreekt op hun kinderen
tot het derde en vierde geslacht,
maar voor hen die Mij liefhebben en mijn geboden onderhouden
een God die goedheid bewijst tot aan het duizendste geslacht.
Gij zult de Naam van de Heer uw God niet lichtvaardig gebruiken;
want de Heer laat hen, die zijn Naam lichtvaardig gebruiken,
niet ongestraft.
Denk aan de sabbat: die moet heilig voor u zijn.
Zes dagen zult gij werken en alle arbeid verrichten.
Maar de zevende dag is de sabbat voor de Heer uw God.
Dan moogt gij geen enkele arbeid verrichten:
gij zelf niet, uw zoon niet, uw dochter niet,
uw slaaf niet, uw slavin niet, uw dieren niet,
zelfs niet de vreemdeling die bij u woont.
In zes dagen immers heeft de Heer de hemel, de aarde,
de zee met al wat er in is gemaakt.
Maar de zevende dag heeft Hij gerust
en zo de sabbat gezegend en tot een heilige dag gemaakt.
Eer uw vader en uw moeder.
Dan zult gij lang leven op de grond die de Heer uw God u schenkt.
Gij zult niet doden.
Gij zult geen echtbreuk plegen.
Gij zult niet stelen.
Gij zult tegen uw naaste niet leugenachtig getuigen.
Gij zult uw zinnen niet zetten op het huis van uw naaste;
gij zult uw zinnen niet zetten op de vrouw van uw naaste,
niet op zijn slaaf, zijn slavin,
zijn rund of zijn ezel,
op niets wat hem toebehoort.”
Tweede lezing (1 Kor. 1, 22-25)
Uit de eerste brief van de heilige apostel Paulus aan de christenen van Korinte.
Broeders en zusters,
Joden eisen wonderen, Grieken wijsheid.
Maar wij verkondigen een gekruisigde Christus,
voor Joden een aanstoot, voor heidenen een dwaasheid;
maar voor hen die geroepen zijn, Joden zowel als Grieken,
is die Christus Gods kracht en Gods wijsheid.
Want de dwaasheid van God is wijzer dan de mensen
en de zwakheid van God is sterker dan de mensen.
Evangelie (Joh. 2, 13-25)
Toen het Paasfeest der Joden nabij was,
ging Jezus op naar Jeruzalem.
In de tempel trof Hij de verkopers aan
van runderen, schapen en duiven
en ook de geldwisselaars die daar zaten.
Hij maakte van touwen een gesel,
dreef ze allemaal uit de tempel,
ook de schapen en de runderen;
het kleingeld van de wisselaars veegde Hij van de tafels
en Hij wierp die omver.
En tot de duivenhandelaars zei Hij:
“Weg met dit alles!
Maakt van het huis van mijn Vader geen markthal!”
Zijn leerlingen herinnerden zich dat er geschreven staat:
De ijver voor uw huis zal mij verteren.
De Joden richtten zich tot Hem met de woorden:
“Wat voor teken kunt Gij ons laten zien,
dat Gij dit doen moogt?”
Waarop Jezus hun antwoordde:
“Breekt deze tempel af
en in drie dagen zal Ik hem doen herrijzen.”
Maar de Joden merkten op:
“Zesenveertig jaar is aan deze tempel gebouwd;
zult Gij hem dan in drie dagen doen herrijzen?”
Jezus echter sprak over de tempel van zijn lichaam.
Toen Hij dan ook verrezen was uit de doden,
herinnerden zijn leerlingen zich dat Hij dit gezegd had,
en zij geloofden in de Schrift
en in het woord dat Jezus gesproken had.
Terwijl Hij bij gelegenheid van het Paasfeest in Jeruzalem was,
begonnen er velen in zijn Naam te geloven
bij het zien van de tekenen die Hij deed.
Maar Jezus van zijn kant had geen vertrouwen in hen,
omdat Hij allen kende.
Hij wist wat er in de mens stak
en daarom was het niet nodig
dat iemand Hem over de mens inlichtte.
Quadragesima Sunday III | The Third Sunday in Lent ~ Dom Prosper Guéranger - "The Church is putting within your reach those grand means of victory, – Fasting, Prayer, and Almsdeeds".
The holy Church gave us, as the subject of our meditation for the first Sunday of Lent, the Temptation which our Lord Jesus Christ deigned to suffer in the Desert. Her object was to enlighten us with regard to our own temptations, and teach us how to conquer them. To-day, she wishes to complete her instruction on the power and stratagems of our invisible enemies; and for this she reads to us a passage from the Gospel of St. Luke. During Lent, the Christian ought to repair the past, and provide for the future; but he can neither understand how it was he fell, nor defend himself against a relapse, unless he have correct ideas as to the nature of the dangers which have hitherto proved fatal, and are again threatening him. Hence, the ancient Liturgists would have us consider it as a proof of the maternal watchfulness of the Church, that she should have again proposed such a subject to us. As we shall find, it is the basis of all to-day’s instructions.
Assuredly, we should be the blindest and most unhappy of men, if, – surrounded as we are by enemies, who unceasingly seek to destroy us, and are so superior to us both in power and knowledge, – we were seldom or never to think of the existence of these wicked spirits. And yet, such is really the case with innumerable Christians now-a-days; for, truths are diminished from among the children of men [Ps. xi. 2].
So common, indeed, is this heedlessness and forgetfulness of truth, which the Holy Scriptures put before us in almost every page, that it is no rare thing to meet with persons who ridicule the idea of Devils being permitted to be on this earth of ours! They call it a prejudice, a popular superstition, of the Middle-Ages! Of course they deny that it is a dogma of Faith. When we read the History of the Church or the Lives of the Saints, they have their own way of explaining whatever is there related on this subject. To hear them talk, one would suppose that they look upon Satan as a mere abstract idea, to be taken as the personification of evil.
When they would account for the origin of their own or others’ sins, they explain all by the evil inclination of man’s heart, and by the bad use we make of our free-will. They never think of what we are taught by Christian doctrine; namely, that we are also instigated to sin by a wicked being, whose power is as great as is the hatred he bears us. And yet, they know, they believe, with a firm faith, that Satan conversed with our First Parents, and persuaded them to commit sin, and showed himself to them under the form of a serpent. They believe, that this same Satan dared to tempt the Incarnate Son of God, and that he carried him through the air, and set him first upon a pinnacle of the Temple, and then upon a very high mountain. Again; they read in the Gospel, and they believe, that one of the Possessed, who were delivered by our Saviour, was tormented by a whole legion of devils, who, upon being driven out of the man, went, by Jesus’ permission, into a herd of swine, and the whole herd ran violently into the sea of Genesareth, and perished in the waters. These, and many other such like facts, are believed, by the persons of whom we speak, with all the earnestness of faith; yet, notwithstanding, they treat as a figure of speech, or a fiction, all they hear or read about the existence, the actions, or the craft of these wicked spirits. Are such people Christians, or have they lost their senses? One would scarcely have expected that this species of incredulity could have found its way into an age like this, when sacrilegious consultations of the devil have been, we might almost say, – fashionable. Means, which were used in the days of paganism, have been resorted to for such consultations; and they who employed them seemed to forget, or ignore, that they were committing what God in the Old Law, punished with death, and which, for many centuries, was considered by all Christian nations as a capital crime.
But if there be one Season of the Year more than another in which the Faithful ought to reflect upon what is taught us both by faith and experience, as to the existence and workings of the wicked spirits, – it is undoubtedly this of Lent, when it is our duty to consider what have been the causes of our last sins, what are the spiritual dangers we have to fear for the future, and what means we should have recourse to for preventing a relapse. Let us, then, hearken to the Holy Gospel. Firstly, we are told, that the devil had possessed a man, and that the effect produced by this possession was dumbness. Our Saviour casts out the devil, and, immediately, the dumb man spoke. So that, the being possessed by the devil is not only a fact which testifies to God’s impenetrable justice; it is one which may produce physical effects upon them that are thus tried or punished. The casting out the devil restores the use of speech to him that had been possessed. We say nothing about the obstinate malice of Jesus’ enemies, who would have it, that his power over the devils, came from his being in league with the prince of devils:– all we would now do is, to show that the wicked spirits are sometimes permitted to have power over the body, and to refute, by this passage from the Gospel, the rationalism of certain Christians. Let these learn, then, that the power of our spiritual enemies is an awful reality; and let them take heed not to lay themselves open to their worst attacks, by persisting in the disdainful haughtiness of their Reason.
Ever since the promulgation of the Gospel, the power of Satan over the human body has been restricted by the virtue of the Cross, at least in Christian countries; but this power resumes its sway as often as faith and the practice of Christian piety lose their influence. And here we have the origin of all those diabolical practices, which, under certain scientific names, are attempted first in secret, and then are countenanced by being assisted at by well-meaning Christians. Were it not that God and his Church intervene, such practices as these would subvert society. Christians! remember baptismal vow! you have renounced Satan: take care, then, that by a culpable ignorance you are not dragged into apostacy. It is not a phantom that you renounced at the Font; he is a real and formidable being, who, as our Lord tells us, was a murderer from the beginning [St. John, viii. 44].
But, if we ought to dread the power he may be permitted to have over our bodies; if we ought to shun all intercourse with him, and take no share in practices over which he presides, and which are the worship he would have men give him; – we ought, also, to fear the influence he is ever striving to exercise over our souls. See, what God’s grace has had to do in order to drive him from our soul! During this holy season, the Church is putting within your reach those grand means of victory, – Fasting, Prayer, and Almsdeeds. Tue sweets of peace will soon be yours, and, once more, you will become God’s temple, for both soul and body will have regained their purity. But be not deceived; your enemy is not slain. He is irritated; penance has driven him from you; but he has sworn to return. Therefore, fear a relapse into mortal sin; and in order to nourish within you this wholesome fear, meditate upon the concluding part of our Gospel.
Our Saviour tells its, that when the unclean spirit is gone out of a man, he walketh through places without water. There he writhes under his humiliation; it has added to the tortures of the hell he carries everywhere with him and to which he fain would give some alleviation, by destroying souls that have been redeemed by Christ. We read in the Old Testament that, sometimes, when the devils have been conquered, they have been forced to flee into some far-off wilderness: for example. the holy Archangel Raphael took the devil, that had killed Sara’s husbands, and bound him in the desert of Upper Egypt [Tob. viii. 3]. But the enemy of mankind never despairs of regaining his prey. His hatred is as active now, as it was at the very beginning of the world, and he says: I will return into my house, whence I came out. Nor will he come alone. He is determined to conquer; and therefore he will, if he think it needed, take with him seven other spirits, even more wicked than himself. What a terrible assault is this that is being prepared for the poor soul, unless she be on the watch, and unless the peace, which God has granted her, be one that is well armed for war! Alas! with many souls the very contrary is the case and our Saviour describes the situation in which the devils finds them on his return: they are swept and garnished, and that is all! No precautions, no defence, no arms. One would suppose that they were waiting to give the enemy admission. Then Satan, to make his re-possession sure, comes with a seven-fold force. The attack is made;- but, there is no resistance, and straightways the wicked spirits entering in, dwell there; so that, the last state becometh worse than the first; for before, there was but one enemy, – and now there are many.
In order that we may understand the full force of the warning conveyed to us by the Church in this Gospel, we must keep before us the great reality, that this is the acceptable time. In every part of the world, there are conversions being wrought; millions are being reconciled with God; divine Mercy is lavish of pardon to all that seek it. But, will all persevere? They that are now being delivered from the power of Satan, – will they all be free from his yoke, when next year’s Lent comes round? A sad experience tells the Church, that she may not hope so grand a result. Many will return to their sins, and that too before many weeks are over. And if the Justice of God overtake them in that state – what an awful thing it is to say it, yet it is true, – some, perhaps many, of these sinners will be eternally lost! Let us, then, be on our guard against a relapse; and in order that we may ensure our Perseverance, without which it would have been to little purpose to have been for a few days in God’s grace, – let us watch, and pray; let us keep ourselves under arms; let us ever remember that our whole life is to be a warfare. Our soldier-like attitude will disconcert the enemy, and he will try to gain victory elsewhere.
Tue Third Sunday of Lent is called Oculi, from the first word of the Introit. In the primitive Church, it was called Scrutiny-Sunday, because it was on this day that they began to examine the Catechumens, who were to he admitted to Baptism on Easter night. All the Faithful were invited to assemble in the Church, in order that they might bear testimony to the good life and morals of the candidates. At Rome, these examinations, which where called the Scrutinies, were made on seven different occasions, on account of the great number of the aspirants to Baptism; but the principal Scrutiny was that held on the Wednesday of the Fourth Week We will speak of it later on.
The Roman Sacramentary of St. Gelasius gives us the form, in which the Faithful were convoked to these assemblies. It is as follows. “Dearly beloved Brethren: you know that the day of Scrutiny, when our elect are to receive the holy instruction, is at hand. We invite you, therefore, to be zealous and assemble on N., (here, the day was mentioned,) at the hour of Sext; that so we may be able, by the divine aid, to achieve without error, the heavenly mystery, whereby is opened the gate of the kingdom of heaven, and the devil is excluded with all his pomps.” The invitation was repeated, if needed, on each of the following Sundays. The Scrutiny of this Sunday ended in the admission of a certain number of candidates: their names were written down, and put on the Diptychs of the Altar, that they might be mentioned in the Canon of the Mass. The same also was done with the names of their Sponsors.
The Station was, and still is, in the Basilica of Saint Laurence outside the walls. The name of this, the most celebrated of the Martyrs of Rome, would remind the Catechumens, that the Faith they were about to profess, would require them to be ready for many sacrifices.
Vindplaats: The Old Roman
donderdag 29 februari 2024
February 29th: Saint Oswald of Worcester - He died while washing the feet of the poor.
Peccantem me quotidie - Tomas Luis de Victoria
dinsdag 27 februari 2024
R. Parsons: Peccantem me quotidie
EWTN - Vatican Unveils the Holy Lance: A Solemn Tribute to the Soldier of Faith, Saint Longinus
Gedeelte artikel van Jacob Stein - EWTN Vatican
The Holy Lance, also known as the Lance of Longinus, holds a significant place in Christian tradition as the weapon believed to have pierced the side of Jesus during his crucifixion. Tradition holds that the Vatican Basilica has the jealous custody of a relic that is part of the Holy Lance.
The Gospel of John provides the sole biblical reference to this event, recounting that a Roman soldier named Longinus, on the eve of the Sabbath, ensured Jesus' death by piercing him in the side with a lance. This act, as described in John 19:34, has sparked centuries of reverence and fascination across Europe and inside the Vatican.
The diverse narratives surrounding Saint Longinus highlight the widespread devotion and the impact of his acts recorded in the Gospel of St. John and in legends that go beyond the scriptural tradition.
The statue of Saint Longinus, sculpted by Gian Lorenzo Bernini and housed in Saint Peter's Basilica, stands as a testament to his role in Christian history. The statue is one of four statues standing in the pillars' niches supporting Michelangelo's dome.
In the Vatican, a special ceremony takes place in St. Peter's Basilica during the first week of Lent. On the eve of the second Sunday of Lent, the canons of St. Peter's Basilica gather with the Archpriest of the Basilica, presently Mons. Mauro Gambetti, and with concelebrating priests and the other ministers. They process to the High Altar, presently under restoration, which marks the tomb of St. Peter. They meet the faithful at the foot of the altar, who are waiting for the liturgy to begin.
The celebrant begins with the opening prayer and incenses the procession cross, which bears the corpus of Christ. The choir sings the litany of the Saints until the intonation of "Saint Peter, pray for us," which is sung three times in honor of the "station," which is kept on this day in Lent. Each day during Lent, the local Church of Rome pilgrimages to a different tomb of a martyr. This pilgrimage is called the Roman Station Church pilgrim itinerary.
maandag 26 februari 2024
Sainte Couronne : l'ostension avant son retour à Notre-Dame - H. Doornenkroon wordt getoond en vereerd voor het laatst in de Saint-Germain-l`Auxerrois op weg naar de terugkeer in de Notre Dame in december aanstaande.
De doornenkroon is de kroon gemaakt van de takken van een doornstruik en gegeven aan Jezus Christus, na de geseling in opdracht van de Romeinse landvoogd Pontius Pilatus. Jezus zei dat hij koning was en daarom trokken de soldaten Hem een purperen mantel (volgens Mattheus scharlaken) aan en zetten ze Hem een doornenkroon op het hoofd, om Hem te bespotten.
De gebeurtenis wordt in de Bijbel vermeld in Matteüs 27:29, Marcus 15:17 en Johannes 19:1-5.
In 1239 verkocht Boudewijn van Namen, keizer van het Latijnse Keizerrijk, een doornenkroon aan koning Lodewijk IX van Frankrijk, bijgenaamd de heilige. Hierna verkreeg Lodewijk nog enkele belangrijke relikwieën, waaronder een deel van het kruis van Christus. Voor deze schatten liet Saint-Louis van 1243 tot 1248 de beroemde Sainte-Chapelle bouwen. Het bedrag dat hij voor de doornenkroon betaalde, zou groter zijn dan de kosten van de bouw van de Sainte-Chapelle.
De doornenkroon is in de 20e eeuw diverse malen getoond, in elk geval in 1939, 1997, 2003, 2014 en 2016 in de Notre-Dame. Het relikwie is in een gouden omkadering gevat.
Op 15 april 2019 werd de Reliek tijdens de grote brand in de Notre-Dame samen met andere relikwieën waaronder de spijkers en het stukje hout van het Heilig Kruis vanuit de Schatkamer van de Notre Dame veilig gesteld. De relikwieën zijn zolang de herstelwerkzaamheden duren in het Louvre ondergebracht.
zondag 25 februari 2024
Peccantem me quotidie - Carlo Gesualdo
Paus Benedictus XVI Tweede zondag Veertigdagentijd - Im Geist erneuert den österlichen Festen entgegen gehen.
Ist nicht etwa das ganze Evangelium in dem einen Gebot der Liebe zusammengefasst? Die Praxis des Almosens in der Fastenzeit wird also zu einem Mittel, in unserer christlichen Berufung voranzuschreiten. Wenn der Christ sich hingibt ohne zu zählen, bezeugt er: Nicht der materielle Reichtum diktiert die Gesetze der Existenz, sondern die Liebe. Was dem Almosen seinen Wert gibt, ist je nach den Möglichkeiten und Umständen des einzelnen die Liebe, die zu verschiedenen Formen der Hingabe inspiriert.
Die Vorbereitung auf Ostern lädt uns auch durch das Almosengeben zu einer geistlichen Schulung ein, damit wir in der Liebe wachsen und Christus selbst in den Armen erkennen. In der Apostelgeschichte wird berichtet, was der Apostel Petrus zum Gelähmten sagt, der am Tor des Tempels um Almosen bittet: „Silber und Gold besitze ich nicht. Doch was ich habe, das gebe ich dir: Im Namen Jesu Christi, des Nazoräers, geh umher“ (Apg 3,6).
Mit dem Almosen schenken wir etwas Materielles; es kann ein Zeichen der größeren Gabe sein, die wir anderen mit Wort und Zeugnis von Christus geben, in dessen Namen das wahre Leben ist. Diese Zeit nötigt uns daher durch persönliche und gemeinschaftliche Anstrengung, Christus anzuhangen und seine Liebe zu bezeugen.
Maria, die Mutter und treue Magd des Herrn, helfe den Gläubigen in ihrem „geistlichen Kampf“ der Fastenzeit, die Waffen des Gebetes, des Fastens und des Almosengebens recht zu nutzen. Im Geist erneuert gehen wir dann den österlichen Festen entgegen.
Entnommen aus: Botschaft von Papst Benedikt XVI. für die Fastenzeit 2008
Copyright 2007 - Libreria Editrice Vaticana
zaterdag 24 februari 2024
vrijdag 23 februari 2024
23 February Saint Polycarp of Smyrna
Sancte Michael Archangele The St. Michael Prayer met NL tekst
donderdag 22 februari 2024
Lorenzo Perosi - Tu es Petrus
22 February The Chair of St Peter
woensdag 21 februari 2024
dinsdag 20 februari 2024
Saint Léon de Catane - 20 Février (aka "the wonderworker")
maandag 19 februari 2024
Palestrina: Peccantem me quotidie - I who sin every day Peccantemreeks 3
zondag 18 februari 2024
William Byrd - Peccantem me quotidie.
Peccantem me quotidie by Cristobal de Morales met tekst en Engelse vertaling
Peccantem me quotidie / I sin every day
Peccantem me quotidie
et non penitentem,
Timor mortis conturbat me.
I sin every day
and am not penitent;
the fear of death upsets me:
Peccantem me quotidie
et non penitentem,
timor mortis conturbat me.
Quia in inferno nulla est redemptio.
Miserere mei, Deus, et salva me.
Because in hell there is no redemption.
Have mercy upon me, O God, and save me.
Dominica I in Quadragesima - Introitus (Invocabit me)
zaterdag 17 februari 2024
17 February Seven Founders of the Order of Servites - then and now.
woensdag 14 februari 2024
The Glory of These Forty Days - Saint Gregory the Great
Attende Domine et Miserere
What is Ash Wednesday? - Kids only
Introitus - Misereris omnium Aswoensdag
dinsdag 13 februari 2024
13 februari - HH. Harlindis en Relindis Ommegang 2022 (Bisdom Hasselt-B)
vindplaats tekst: https://www.codexeyckensis.be/harlindis-en-relindis
zondag 11 februari 2024
zaterdag 10 februari 2024
Uit het getijdengebed van 10 februari: H. Scholastica tegen haar broer H. Benedictus - "Jij zei neen en toen heb ik het maar aan God gevraagd".
Scholastica was de zuster van de heilige Benedictus en werd omstreeks 480 te Nursia in Umbrië geboren. Samen met haar broer wijdde zij zich geheel aan God. Zij volgde Benedictus naar Monte Cassino, waar zij omstreeks 547 stierf.
Uit de Dialogen van de heilige paus Gregorius de Grote († 604)
Zij die het meest liefhad, vermocht het meest.
De zuster van de heilige Benedictus, Scholastica, was vanaf haar prilste jeugd aan God toegewijd. Zij had de gewoonte één keer per jaar haar broer te bezoeken. De man Gods daalde dan af om haar te ontmoeten in een gebouwtje dat tot het klooster behoorde.
Op zekere dag, toen zij zoals gewoonlijk weer kwam, daalde haar eerbiedwaardige broer met zijn leerlingen af en kwam naar haar toe. Zij brachten de hele dag door met de lofprijzing van God en met gesprekken over godsdienstige onderwerpen. Toen de duisternis van de nacht inviel, namen zij voedsel tot zich.
Toen het tijdens die gesprekken steeds later werd, vroeg de heilige kloosterlinge hem: ‘Ik vraag je, mij deze nacht niet te verlaten, opdat wij tot de morgen een weinig spreken over de vreugde van het leven in de hemel.’ Hij gaf haar ten antwoord: ‘Wat zeg je daar, zuster, ik kan in geen geval buiten mijn cel blijven.’
Toen de heilige kloosterlinge haar broer zo hoorde weigeren, vouwde zij haar handen op tafel en legde haar hoofd erop om de almachtige God iets te vragen. Toen zij haar hoofd van de tafel oprichtte, begon het zo te weerlichten en te donderen en brak er zo’n zware stortbui los, dat noch de eerbiedwaardige Benedictus, noch zijn medebroeders die bij hem aanwezig waren en daar zaten, een voet buiten de deur konden zetten.
Toen begon de man Gods bedroefd te klagen: ‘Moge de almachtige God je vergeven, maar wat heb je nu gedaan?’ Scholastica antwoordde hem: ‘Kijk, ik heb je iets gevraagd en je wilde niet naar mij luisteren. Toen heb ik het maar aan mijn God gevraagd en Hij heeft naar mij geluisterd. Dus ga nu maar naar buiten, als je kunt, verlaat mij maar en ga maar terug naar het klooster.’
Benedictus echter moest tegen zijn zin daar blijven en zo gebeurde het dat zij de hele nacht wakend doorbrachten en door heilige gesprekken over het geestelijk leven elkaar verrijkten.
Geen wonder dat de vrouw méér dan hij vermocht: volgens Johannes’ woord is God immers liefde (vgl. 1 Joh. 4, 8) en daarom was het terecht dat zij die het meest liefhad, het meest vermocht.
En zie, toen de man Gods na drie dagen, in zijn cel zittend, zijn ogen ten hemel sloeg, zag hij dat de ziel van zijn zuster, die buiten het lichaam getreden was, in de gedaante van een duif in het verborgene van de hemel doordrong. Hij verheugde zich over zoveel heerlijkheid en bracht God in gezangen en lofprijzingen dank. Hij zond zijn broeders om haar lichaam naar het klooster te brengen en het in het graf te leggen, dat hij voor zichzelf bereid had.
En zo gebeurde het dat ook het graf hun lichamen niet van elkaar kon scheiden, zoals zij altijd één van geest waren geweest in God.
woensdag 7 februari 2024
dinsdag 6 februari 2024
February 5 St. Paul Miki and companions, martyrs
maandag 5 februari 2024
Toelichting van Mgr. Hendriks bij het feest van de Sint Agathakerk in Beverwijk (2024) - "Een moedige maagd"
De heilige Agatha, martelares
wordt op vele plaatsen vereerd.
Allereerst natuurlijk in Catania op Sicilië,
vlakbij de vulkaan de Etna,
waar de bevolking haar bescherming inroept
tegen de lavastromen
- vandaar is zij beschermheilige tegen brandwonden - ,
maar ook op tal van andere plaatsen.
Want zij was een moedige vrouw
die zich dapper verweerde
tegen pogingen haar als prostituee te laten werken
en tegen grensoverschrijdend gedrag.
Behalve christenvervolging zat er waarschijnlijk ook achter
dat men grip wilde krijgen op het bezit van haar familie.
Maar Agatha hield vol,
beleed haar geloof
en wilde geen schaamteloze dingen doen,
maar haar zuiverheid bewaren.
Op deze gedenkdag van Agatha
gedenken en vieren we het jubileum van de kerk.
Catania's Saint Agatha Festival - Culture and Traditions in Sicily, Italy
5 February St. Agatha of Sicily
zondag 4 februari 2024
Introitus: Venite adoremus Deum - Dominica V per annum
4 februari - De heilige Veronica – De vrouw die het gezicht van Jezus droogde
De heilige Veronica is een legendarische vrouw die Jezus volgde op zijn tocht naar Golgotha, waar hij gekruisigd zou worden. Onderweg zou de vrouw Jezus’ bezwete en bebloede gelaat met een doek hebben gedroogd. Daarna trof ze diens gelaatstrekken op de doek aan. In de kunst is Veronica daarom vaak afgebeeld als een rouwende vrouw met een doek in haar handen, met daarop een afbeelding van Christus’ gelaat.
Het verhaal van Veronica wordt niet in de bijbel vermeld maar maakt wel onderdeel uit van de traditionele veertien staties, die Jezus’ martelaarsgang door de Via Dolorosa markeren naar de plaats van kruisiging. Volgens de overlevering stapte zij op Jezus af toen hij bezweek onder het gewicht van het kruis, dat hij zelf moest dragen.
In de Oude Sint-Pietersbasiliek in Rome werd vanaf de achtste eeuw na Christus een doek bewaard waarvan beweerd werd dat dit de doek van Veronica was. Het relict werd tot zeker de veertiende eeuw vereerd wat ook te maken had met het feit dat beweerd werd dat personen die de doek hadden aanschouwd, geen gewelddadige dood konden sterven. Volgens sommige verhalen ging de doek in de zestiende eeuw verloren tijdens de plundering van Rome door Duitse en Spaanse soldaten. Vandaag de dag zijn er nog verschillende kerken die beweren de doek in bezit te hebben. De bekendste daarvan is het kapucijnenklooster van Manoppello in de Apennijnen. In 2006 bezocht paus Benedictus XVI deze kerk nog om de doek van Veronica te vereren.
De naam van Veronica wordt nergens in de bijbel vermeld. Er zijn ook geen historische aanwijzingen die erop wijzen dat het hier om een historisch figuur gaat. Haar naam lijkt te verwijzen naar de gebeurtenis tijdens de kruisweg. Veronica is vermoedelijk namelijk afgeleid van vera ikon wat zoveel betekent als ‘het ware beeld’. In oude versies van de legende wordt Veronica ook wel eens Berenice genoemd, wat staat voor ‘de zegenbrengster’. De naam Veronica duikt vanaf de vijfde en zesde eeuw in legendes op. Vroeger werd zij ook wel eens vereenzelvigd met een vrouw die aan ernstige bloedvloeiingen leed en door Jezus werd genezen. Deze geschiedenis is beschreven in het evangelie van Lucas (8:42-48). Volgens sommige verhalen was Veronica de vrouw van Zacheüs, een tollenaar (soort belastingambtenaar) die in het Nieuwe Testament wordt genoemd.
Bron: historiek.net
zaterdag 3 februari 2024
3 February Story of Saint Blaise
vrijdag 2 februari 2024
HOMILY OF POPE BENEDICT XVI Thursday, 2 February 2006 Feast of Jesus' Presentation at the temple
Dear Brothers and Sisters,
Today's Feast of Jesus' Presentation at the temple 40 days after his birth places before our eyes a special moment in the life of the Holy Family: Mary and Joseph, in accordance with Mosaic law, took the tiny Jesus to the temple of Jerusalem to offer him to the Lord (cf. Lk 2: 22). Simeon and Anna, inspired by God, recognized that Child as the long-awaited Messiah and prophesied about him. We are in the presence of a mystery, both simple and solemn, in which Holy Church celebrates Christ, the Anointed One of the Father, the firstborn of the new humanity.
The evocative candlelight procession at the beginning of our celebration has made us relive the majestic entrance, as we sang in the Responsorial Psalm, of the One who is "the King of glory", "the Lord, mighty in battle" (Ps 24[23]: 7, 8). But who is the powerful God who enters the temple? It is a Child; it is the Infant Jesus in the arms of his Mother, the Virgin Mary. The Holy Family was complying with what the Law prescribed: the purification of the mother, the offering of the firstborn child to God and his redemption through a sacrifice.
In the First Reading the Liturgy speaks of the oracle of the Prophet Malachi: "The Lord... will suddenly come to his temple" (Mal 3: 1). These words communicated the full intensity of the desire that had given life to the expectation of the Jewish People down the centuries. "The angel of the Covenant" at last entered his house and submitted to the Law: he came to Jerusalem to enter God's house in an attitude of obedience.
The meaning of this act acquires a broader perspective in the passage from the Letter to the Hebrews, proclaimed as the Second Reading today. Christ, the mediator who unites God and man, abolishing distances, eliminating every division and tearing down every wall of separation, is presented to us here.
Christ comes as a new "merciful and faithful high priest in the service of God, to make expiation for the sins of the people" (Heb 2: 17). Thus, we note that mediation with God no longer takes place in the holiness-separation of the ancient priesthood, but in liberating solidarity with human beings.
While yet a Child, he sets out on the path of obedience that he was to follow to the very end.
The Letter to the Hebrews highlights this clearly when it says: "In the days of his earthly life Jesus offered up prayers and supplications... to him who was able to save him from death.... Although he was a Son, he learned obedience through what he suffered; and being made perfect he became the source of eternal salvation to all who obey him" (cf. Heb 5: 7-9).
The first person to be associated with Christ on the path of obedience, proven faith and shared suffering was his Mother, Mary. The Gospel text portrays her in the act of offering her Son: an unconditional offering that involves her in the first person.
Mary is the Mother of the One who is "the glory of [his] people Israel" and a "light for revelation to the Gentiles", but also "a sign that is spoken against" (cf. Lk 2: 32, 34). And in her immaculate soul, she herself was to be pierced by the sword of sorrow, thus showing that her role in the history of salvation did not end in the mystery of the Incarnation but was completed in loving and sorrowful participation in the death and Resurrection of her Son.
Bringing her Son to Jerusalem, the Virgin Mother offered him to God as a true Lamb who takes away the sins of the world. She held him out to Simeon and Anna as the proclamation of redemption; she presented him to all as a light for a safe journey on the path of truth and love.
The words that came to the lips of the elderly Simeon: "My eyes have seen your salvation" (Lk 2: 30), are echoed in the heart of the prophetess Anna. These good and devout people, enveloped in Christ's light, were able to see in the Child Jesus "the consolation of Israel" (Lk 2: 25). So it was that their expectation was transformed into a light that illuminates history.
Simeon was the bearer of an ancient hope and the Spirit of the Lord spoke to his heart: for this reason he could contemplate the One whom numerous prophets and kings had desired to see: Christ, light of revelation for the Gentiles.
He recognized that Child as the Saviour, but he foresaw in the Spirit that the destinies of humanity would be played out around him and that he would have to suffer deeply from those who rejected him; he proclaimed the identity and mission of the Messiah with words that form one of the hymns of the newborn Church, radiant with the full communitarian and eschatological exultation of the fulfilment of the expectation of salvation. The enthusiasm was so great that to live and to die were one and the same, and the "light" and "glory" became a universal revelation.
Anna is a "prophetess", a wise and pious woman who interpreted the deep meaning of historical events and of God's message concealed within them. Consequently, she could "give thanks to God" and "[speak of the Child] to all who were looking for the redemption of Jerusalem" (Lk 2: 38).
Her long widowhood devoted to worship in the temple, fidelity to weekly fasting and participation in the expectation of those who yearned for the redemption of Israel culminated in her meeting with the Child Jesus.
Amen!
Vindplaats: vatican.va
Unbelievable Restoration of Notre Dame Cathedral in Paris
donderdag 1 februari 2024
Lezingen H. Mis 2 februari - Opdracht van de Heer - feest - Maria Lichtmis - "Mijn ogen hebben thans uw heil aanschouwd"
Eerste lezing (Mal. 3, 1-4)
Dit zegt de Heer God: Ik zend mijn gezant voor Mij uit om voor Mij de weg te banen. En aanstonds treedt dan de Heer zijn heiligdom binnen, de Heer die gij zoekt, de engel van het verbond, naar wie gij verlangend uitziet. Let op, Hij komt, zegt de Heer van de hemelmachten. Maar wie kan de dag van zijn komst verdragen? Wie zal er staande blijven wanneer Hij verschijnt? Want Hij is als het vuur van de smelter, als het loog van de blekers. Hij zet zich neer om het zilver te smelten en te zuiveren, om de levieten te zuiveren en hen, als goud en zilver, te louteren, zodat zij de Heer weer op de vereiste wijze offergaven kunnen brengen. Dan zal het offer van Juda en Jeruzalem de Heer weer behagen, zoals in het verleden, in de voorbije jaren.
Tweede lezing (Hebr. 2, 14-18)
Broeders en zusters, de kinderen van één familie hebben deel aan hetzelfde vlees en bloed; daarom heeft Jezus ons bestaan willen delen, om door zijn dood de vorst van de dood, de duivel, te onttronen en om hen te bevrijden, die door de vrees voor de dood heel hun leven aan onvrijheid onderworpen waren. Want het zijn niet de engelen wier lot Hij zich aantrekt, maar de nakomelingen van Abraham. Vandaar dat Hij in alles aan zijn broeders gelijk moest worden, om als een medelijdend en getrouw hogepriester hun belangen bij God te behartigen en de zonden van het volk uit te boeten. Omdat Hij zelf de proef van het lijden doorstaan heeft, kan Hij allen helpen die beproefd worden.
Evangelie (Lc. 2, 22-40)
Toen de tijd aanbrak waarop Maria en het kind volgens de Wet van Mozes gereinigd moesten worden, brachten zijn ouders Jezus naar Jeruzalem om Hem aan de Heer op te dragen, volgens het voorschrift van de Wet des Heren: elke eerstgeborene van het mannelijk geslacht moet aan de Heer worden toegeheiligd, en om volgens de bepalingen van de Wet des Heren een offer te brengen, namelijk een koppel tortels of twee jonge duiven. Nu leefde er in Jeruzalem een zekere Simeon, een wetgetrouw en vroom man, die Israëls vertroosting verwachtte, en de heilige Geest rustte op hem. Hij had een godsspraak ontvangen van de heilige Geest, dat de dood hem niet zou treffen, voordat hij de Gezalfde des Heren zou hebben aanschouwd. Door de Geest gedreven was hij naar de tempel gekomen. Toen de ouders het kind Jezus daar binnenbrachten om aan Hem het voorschrift der Wet te vervullen, nam Simeon het kind in zijn armen en verkondigde Gods lof met de woorden: “Uw dienaar laat Gij, Heer, nu naar uw woord in vrede gaan: mijn ogen hebben thans uw Heil aanschouwd, dat Gij voor alle volken hebt bereid; een licht dat voor de heidenen straalt, een glorie voor uw volk Israël.” Zijn vader en moeder stonden verbaasd over wat van Hem gezegd werd. Daarop sprak Simeon over hen een zegen uit en hij zei tot Maria, zijn moeder: “Zie, dit kind is bestemd tot val of opstanding van velen in Israël, tot een teken dat weersproken wordt, opdat de gezindheid van vele harten openbaar moge worden, en uw eigen ziel zal door een zwaard worden doorboord.” Er was ook een profetes, Hanna, een dochter van Fanuël, uit de stam van Aser. Zij was hoogbejaard en na haar jeugd had zij zeven jaren met haar man geleefd. Nu was zij een weduwe van vierentachtig jaar. Ze verbleef voortdurend in de tempel en diende God dag en nacht door vasten en gebed. Op dit ogenblik kwam zij naderbij, dankte God en sprak over het kind tot allen, die de bevrijding van Jeruzalem verwachtten. Toen zij alle voorschriften van de Wet des Heren vervuld hadden, keerden zij naar Galilea, naar hun stad Nazaret terug. Het kind groeide op en nam toe in krachten; het werd vervuld van wijsheid en de genade Gods rustte op Hem.
31 January - Story of Saint Don Bosco
dinsdag 30 januari 2024
29 januari (bisdom Gent) - H. Poppo van Deinze
Poppo van Deinze (ook van Oostenrijk, van Stavelot of van Trier) osb, Marchiennes, België; abt & kloosterhervormer; † 1048.
Feest † 25 & 28 & 29 januari (Bisdom Gent).
Poppo was een zoon van het Vlaams adellijke echtpaar Titzekin en Adelvina († 1015; feest 25 januari) van Deinze bij Gent, en werd in 978 geboren. Zijn vader stierf kort na zijn geboorte in een of andere strijd. Zijn moeder bracht hem middels haar opvoeding een degelijke vroomheid bij. Hij maakte op 22-jarige leeftijd een pelgrimstocht naar Jeruzalem. Vijf jaar later nog één: naar Rome. Tijdens zijn tocht op weg naar zijn bruiloft zag hij in een nachtelijk visioen zijn lans branden als een fakkel. Hij beschouwde het als een teken uit de hemel, en besloot monnik te worden. Zo trad hij in 1005 toe tot de benedictijnen van de St-Thierry-abdij te Reims. Ook verbleef hij enige tijd in de abdij van St-Vanne te Verdun. Daar hielp hij zijn leermeester Richard († 1046; feest 14 juni) bij de hoognodige kloosterhervormingen. Vele benedictijner abdijen waren in de loop van de afgelopen eeuwen veranderd in grootgrondbezitters en van de weeromstuit leidden vele monniken van adellijke afkomst er een weelderig herenleven.
Enige tijd later kreeg hij zelf de opdracht om in een aantal kloosters hervormingen door te voeren. Zo trok hij in 1013 naar het klooster St-Vedastus in Arras. In 1020 werd hij door toedoen van keizer Hendrik II († 1024; feest 13 juli) abt van het dubbelklooster Stavelot-Malmédy met de opdracht ook daar de hervormingen door te voeren. Daar besteedde hij speciale aandacht aan het gasthuis en met name de opvang van zieken: zo genas hij een melaatse door de deken van zijn eigen bed op de zieke te leggen en wekte hij een herder tot leven die door een wolf was gedood. Er worden wel meer wonderbaarlijke reddingen en genezingen aan hem toegeschreven: zo bewerkstelligde hij de genezing van Hubald die bij de bouw van de abdij van Stavelot naar beneden was gevallen; voor het altaar wekte hij een gestorven medebroeder tot leven.
Keizer Koenraad II de Saliër († 1039) stelde hem aan tot zijn persoonlijk raadsman. In die hoedanigheid voerde hij in nog minstens zeventien kloosters de hervormingen door. Zijn levensbeschrijvers benadrukken dat hij steeds met veel geduld, tact en naastenliefde te werk ging. Toch werden zijn hervormingen door lang niet iedereen in dank afgenomen; velen zagen zich immers beroofd van een gemakkelijk leventje. In Malmédy werd hij met een mes bedreigd en in Sankt Maximin in Trier ontsnapte hij ternauwernood aan de dood door vergiftiging. Op weg naar één van zijn vredesmissies werd hij in Marciennes getroffen door een hartaanval en stierf, 70 jaar oud.
Zijn stoffelijk overschot werd overgebracht naar Stavelot en daar bijgezet in de kloosterkerk. Daar gebeurden al spoedig wonderen. Zo zou hij daar aan pelgrims verschenen zijn en een van hen van waterzucht hebben genezen. In 1624 werden zijn relieken verheven tot de eer der altaren, wat gelijkstond aan een heiligverklaring.
Hij is patroon van Stavelot (prov. Luik, België).poppo van deizeZijn voorspraak wordt ingeroepen tegen waterzucht. Hij wordt ook gerekend tot de Oostenrijkse heiligen.
Overgenomen van https://www.heiligen-3s.nl
zondag 28 januari 2024
Introitus Laetetur cor - Dominica IV per annum
28 January - Story of Saint Thomas Aquinas | Stories of Saints
donderdag 25 januari 2024
25 Januari Paulus Bekering - Scio cui credidi (Christian A. Almada)
dinsdag 23 januari 2024
St. Emerentiana, Martyr (23 January) ~ Dom Prosper Guéranger
23 January Saint Marianne Cope of Molokai
maandag 22 januari 2024
22 January Saint Vincent of Zaragoza
zondag 21 januari 2024
Lezingen H. Mis 3e zondag door het jaar B - want de wereld, die wij zien gaat voorbij.
Eerste lezing: Jon. 3,1-5. 10
Het woord des Heren werd gericht tot Jona:
“Begeef u op weg naar Ninivé, de grote stad,
en verkondig haar de boodschap, die Ik u zal ingeven.”
En Jona begaf zich op weg naar Ninivé,
zoals de Heer hem bevolen had.
Ninivé nu was een geweldig grote stad,
wel drie dagreizen groot.
En Jona begon de stad binnen te trekken, een dagreis ver
en hij preekte als volgt:
“Nog veertig dagen en Ninivé zal vergaan!”
De mensen van Ninivé geloofden het woord van God;
ze riepen een vasten af
en van groot tot klein deden allen het boetekleed aan.
En God zag wat ze deden en hoe ze zich van hun slecht gedrag bekeerden.
En Hij kreeg spijt, dat Hij hun met de ondergang gedreigd had
en Hij voerde zijn dreiging niet uit.
Tweede lezing: 1 Kor. 7, 29-31
Broeders en zusters,
de tijd is kort geworden.
Laten daarom zij die een vrouw hebben,
zijn als hadden zij ze niet;
zij die wenen als weenden zij niet;
zij die zich verheugen als waren zij niet verheugd;
zij die kopen als werden zij geen eigenaar.
Kortom, zij die met het aardse omgaan, moeten er niet in opgaan;
want de wereld, die wij zien gaat voorbij.
Evangelie: Mc. 1, 14-20
Jezus sprak tot hen: “Komt, volgt Mij; Ik zal maken dat gij vissers van mensen wordt.” Terstond lieten zij hun netten in de steek en volgden Hem.
Nadat Johannes was gevangen genomen,
ging Jezus naar Galilea
en verkondigde er Gods Blijde Boodschap.
Hij zei:
“De tijd is vervuld en het Rijk Gods is nabij;
bekeert u en gelooft in de Blijde Boodschap.”
Toen Jezus eens langs het meer van Galilea liep,
zag Hij Simon en de broer van Simon, Andreas,
terwijl zij bezig waren het net uit te werpen in het meer;
zij waren namelijk vissers.
Jezus sprak tot hen:
“Komt, volgt Mij;
Ik zal maken dat gij vissers van mensen wordt.”
Terstond lieten zij hun netten in de steek en volgden Hem.
Iets verder gaande zag Hij Jakobus, de zoon van Zebedeüs,
en diens broeder Johannes;
ook zij waren in de boot bezig met hun netten klaar te maken.
Onmiddellijk riep Hij hen.
Zij lieten hun vader Zebedeüs
met de dagloners in de boot achter en volgden Hem.
zaterdag 20 januari 2024
January 20 - St. Fabian and St. Sebastian
donderdag 18 januari 2024
5 Januari - La Verna apertura degli 800 anni delle Stimmate di San Francesco - Opening achtste eeuwfeest van de stigmata van Sint Franciscus
woensdag 17 januari 2024
17 January - Story of St. Anthony of Egypt | Saint Anthony the Great
dinsdag 16 januari 2024
zondag 14 januari 2024
Lezingen H. Mis 2e zondag door het jaar B - “Hier ben ik. U hebt mij toch geroepen?”
Eerste lezing (1 Sam. 3, 3b-10.19)
Uit het boek Samuël.
De lamp van God was nog niet gedoofd
en Samuël lag te slapen in het heiligdom van de Heer,
waar de ark van God stond.
Toen riep de Heer:
“Samuël!”
Samuël antwoordde:
“Hier ben ik.”
Hij liep haastig naar Eli en zei:
“Hier ben ik.
U hebt mij toch geroepen?”
Maar Eli antwoordde:
“Ik heb niet geroepen;
ga maar weer slapen.”
Toen riep de Heer opnieuw:
“Samuël!”
Samuël stond op, ging naar Eli en zei:
“Hier ben ik. U hebt mij toch geroepen?”
Eli antwoordde:
“Ik heb niet geroepen, mijn jongen;
ga maar weer slapen.”
Samuël kende de Heer nog niet:
een woord van de Heer was hem nog nooit geopenbaard.
En weer riep de Heer Samuël; nu voor de derde maal.
Samuël stond op, ging naar Eli en zei:
“Hier ben ik. U hebt mij toch geroepen?”
Toen begreep Eli, dat het de Heer was die de jongen riep.
En hij zei tot Samuël:
“Ga slapen en mocht Hij je roepen, dan moet je zeggen:
Spreek, Heer, uw dienaar luistert.”
Samuël ging dus weer op zijn gewone plaats slapen.
Toen kwam de Heer bij hem staan en riep
evenals de vorige malen:
“Samuël, Samuël!”
En Samuël antwoordde:
“Spreek, uw dienaar luistert!”
Samuël groeide op;
de Heer was met hem en liet niet een van zijn woorden onvervuld.
Tweede lezing (1 Kor. 6, 13c-15a.17-20)
Uit de eerst brief van de heilige apostel Paulus aan de christenen van Korinte.
Broeders en zusters,
het lichaam is er niet voor de ontucht, maar voor de Heer,
en de Heer voor het lichaam.
God heeft niet alleen de Heer opgewekt uit de dood,
Hij zal ook ons doen opstaan door zijn kracht.
Gij weet toch, dat uw lichamen ledematen zijn van Christus?
Maar wie zich met de Heer verenigt,
is met Hem één geest.
Elke zonde die een mens bedrijft, gaat buiten het lichaam om,
maar de ontuchtige zondigt tegen zijn eigen lichaam.
Gij weet het:
uw lichaam is een tempel van de heilige Geest,
die in u woont, die gij van God hebt ontvangen.
Gij zijt niet van uzelf.
Gij zijt gekocht en de prijs is betaald.
Eert dan God met uw lichaam.
Evangelie (Joh. 1, 35-42)
In die tijd stond Johannes daar,
met twee van zijn leerlingen.
Hij richtte het oog op Jezus die voorbijging en sprak: “Zie het Lam Gods.”
De twee leerlingen hoorden hem dat zeggen
en gingen Jezus achterna.
Jezus keerde zich om
en toen Hij zag, dat zij Hem volgden, vroeg Hij hun: “Wat verlangt gij?”
Ze zeiden tot Hem:
“Rabbi
- vertaald betekent dit: Meester -
waar houdt Gij U op?”
Hij zei hun:
“Gaat mee om het te zien.”
Daarop gingen zij mee
en zagen waar Hij zich ophield.
Die dag bleven zij bij Hem.
Het was ongeveer het tiende uur.
Andreas, de broer van Simon Petrus, was één van die twee,
die het gezegde van Johannes hadden gehoord
en Jezus achterna waren gegaan.
De eerste, die hij ontmoette, was zijn broer Simon
tot wie hij zei:
“Wij hebben de Messias
- dat vertaald betekend: de Gezalfde -
gevonden”
en hij bracht hem bij Jezus.
Jezus zag hem aan en zeide:
“Gij zijt Simon, de zoon van Johannes;
gij zult Kefas genoemd worden,
dat betekent: Rots.”