zaterdag 5 november 2022

Lezingendienst Maria op zaterdag - Door haar voortdurende voorspraak blijft zij ervoor zorgen dat wij de gaven van het eeuwig heil ontvangen.


 

Uit de dogmatische constitutie over de kerk van het Tweede Vaticaans Concilie

Het moederschap van Maria binnen de genademededeling.

Door het raadsbesluit van de goddelijke Voorzienigheid was de heilige Maagd, in verband met de menswording van het Woord Gods, van eeuwigheid voorbestemd tot moeder van God. Zo was zij hier op aarde de toegewijde moeder van de goddelijke Verlosser. Meer dan wie ook was zij op bijzondere wijze de edelmoedige gezellin en de nederige dienstmaagd van de Heer. Zij heeft Christus ontvangen en ter wereld gebracht. Zij heeft Hem zelf gevoed en in de tempel aan de Vader opgedragen. Zij heeft meegeleden met haar Zoon toen Hij stervend hing aan het kruis. Door dit alles heeft Maria in gehoorzaamheid, met geloof, hoop en vurige liefde op volstrekt enige wijze deelgenomen aan het werk van onze Verlosser, voor het herstel van het bovennatuurlijke leven in de zielen der mensen. Daarom is zij in de orde van de genade ook onze moeder.

Dit moederschap van Maria binnen de genademededeling duurt onafgebroken voort: vanaf de instemming die zij bij de boodschap van de engel in geloof heeft gegeven en waaraan zij onder het kruis onwankelbaar trouw is gebleven, tot aan de eeuwige voltooiing van alle uitverkorenen. Want ten hemel opgenomen heeft zij deze heilbrengende taak niet opgegeven: door haar voortdurende voorspraak blijft zij ervoor zorgen dat wij de gaven van het eeuwig heil ontvangen. In haar moederlijke liefde is Maria bezorgd voor de geestelijke broeders en zusters van haar Zoon die nog onderweg zijn en in gevaar en nood verkeren totdat zij het geluk van het vaderland bereiken.

Daarom wordt de heilige Maagd door de kerk aangeroepen onder de titels van voorspreekster, helpster, bijstand en middelares. Dit moet evenwel zo worden verstaan, dat aan de waardigheid en werkdadigheid van Christus, de éne middelaar, niets wordt afgedaan en niets wordt toegevoegd.

Geen enkel schepsel immers kan ooit op één lijn worden gesteld met het mensgeworden Woord, met de Verlosser. Maar zoals het priesterschap van Christus op verschillende wijzen wordt gedeeld door zijn bedienaars en door het gelovige volk, en zoals de éne goedheid van God op verschillende wijzen over zijn schepselen werkelijk is uitgestort, zo is het ook met het enige middelaarschap van de Verlosser: het sluit de mensen niet uit, maar maakt verschillende vormen van medewerking mogelijk, die allen een deelname zijn aan één en dezelfde bron.

De kerk aarzelt niet deze ondergeschikte rol van Maria te erkennen. Zij ervaart deze voortdurend en brengt ze gaarne de gelovigen in herinnering, opdat zij onder Maria’s moederlijke bescherming Christus, de Middelaar en Verlosser, van meer nabij volgen.