Feest 17 augustus.
In 1130 zette een benedictijner monnik uit Egmond, Fredericus geheten, een levensbeschrijving van Sint Adelbert en Sint Jeroen op schrift. Dat is bijna 300 jaar na Jeroens veronderstelde sterfdatum. Waarschijnlijk baseerde de monnik zich op documenten die hem ter beschikking stonden, mondelinge overlevering en de ideaalbeelden van een heilige uit zijn tijd. Daarbij putte hij uit vroegere heiligenlevens, en natuurlijk uit de bijbel, met name de verhalen over Jezus. Want een heilige moest immers afspiegeling van Jezus zijn: een 'andere Christus'.
Als Fredericus' tijdsaanduidingen enigszins juist zijn, kunnen we daaruit opmaken dat Jeroen vóór 825 geboren moet zijn. Immers, hij komt straks in 847 als priester aan en we mogen aannemen, dat hij niet vóór zijn twintigste priester was gewijd. Fredericus weet ons te vertellen, dat Jeroen de enige zoon was van edelman uit het volk der Schotten. Maar daarbij moeten we bedenken, dat indertijd ook het huidige Ierland tot de 'Scoti' werd gerekend. Na een opleiding tot priester besloot hij grote heiligen als Willibrord en Bonifatius na te volgen en net als zij gedaan hadden over te steken naar het vasteland om bij de Friezen en Germanen het evangelie te prediken.
Hij zou in 847 op dezelfde plek aan land gegaan zijn als Willibrord anderhalve eeuw eerder, dus bij de uitmonding van de Oude Rijn in de Noordzee. Hij maakte zijn opwachting bij de bisschop van Utrecht; dat moet Sint Hunger († 851; feest 8 november) geweest zijn, want hij was bisschop van Utrecht tussen 845 en 851. Deze zond de nieuwe priester naar Northgo (= het huidige Noordwijk). Jeroen zou er in 851 het eerste kerkje hebben gesticht, toegewijd aan Sint-Maarten.
Op 16 augustus 856 landden er vikingschepen op het strand van Noordwijk. Ze stroopten de omgeving af, plunderden de behuizingen van de bewoners en namen priester Jeroen gevangen. De volgende dag dwong hun hoofdman hem te offeren aan hun goden, maar Jeroen weigerde. Het is van de Noormannen bekend, dat zij wreed te werk gingen en er plezier in hadden vooral gerespecteerde mensen te vernederen en bang te zien. De Noormannen-aanvoerder werd woedend en wilde met alle geweld zijn gelijk halen. Hij droeg zijn mannen op Jeroen weg te slepen en ter dood te brengen. Toen de Vikingen wegtrokken, kwamen de bewoners het lijk begraven en markeerden zijn graf met steentjes.
Verering & Cultuur
Ruim een eeuw blijft het stil rond Jeroen. Dan gaat men op zoek naar zijn relieken. Daar is een legende aan verbonden.
Tijdens de invallen van de Noormannen was hij op gewelddadige wijze om het leven gebracht. Zonder het te weten hadden de mensen van Noordwijk dus een heilige in hun midden gehad. Om de bevolking de kans te geven hem te vereren, moest hij op een bepaalde plaats gaan graven; dan zou hij op het gebeente stuiten. Van pure schrik ondernam Notbodo helemaal niets. Ook niet nadat deze verschijning zich nog twee maal herhaalde. Toen werden er paarden gestolen in het dorp. Alle mannen van het dorp gingen op zoek. Tijdens één van de overnachtingen gedurende deze expeditie kreeg een dorpsgenoot van Notbodo een droom, waarin een oude man hem zei waar de paarden te vinden zouden zijn. Tevens moest hij dan aan Notbodo zeggen daar te gaan graven, want dat was de plek die hij hem in zijn dromen had aangewezen. Nu durfde Notbodo niet meer te weigeren, groef inderdaad op de aangewezen plek het gebeente op en bracht het naar de benedictijner abdij te Egmond. Daar werd het bijgezet naast dat van Sint Adelbert, de stichter van de abdij. Op de plek waar hij begraven had gelegen verrees een kerkje, dat later zou uitgroeien tot de huidige Hervormde Kerk.
De beide heilige geloofsverkondigers hebben in het klooster van Egmond gerust tot de verwoesting van de abdij tijdens de woelingen van de Reformatie in 1573. Hun overblijfselen werden gered. In 1892 werden die van Jeroen ten geschenke gegeven aan de parochie te Noordwijk.
Jeroen is patroon van Noordwijk en - tezamen met Adelbert - ook van Egmond. Op grond van de legende over de verloren en gevonden paarden gold Jeroen in onze streken in de Middeleeuwen als de patroon van de verloren voorwerpen. Deze rol is later overgenomen door Antonius van Padua.