zondag 3 maart 2024
Lezingen H. Mis 3e zondag van de vasten jaar B Jezus wist wat er in de mens stak en daarom was het niet nodig dat iemand Hem over de mens inlichtte.
Eerste lezing (Ex. 20, 1-17)Uit het boek Exodus.
In die dagen sprak God al de woorden die hier volgen.
“Ik ben de Heer uw God, die u heb weggeleid uit Egypte, het slavenhuis.
Gij zult geen andere goden hebben ten koste van Mij.
Gij zult geen godenbeelden maken,
geen afbeelding van enig wezen boven in de hemel,
beneden op aarde of in de wateren onder de aarde.
Gij zult u voor hen niet ter aarde buigen
en hun geen goddelijke eer bewijzen;
want Ik, de Heer uw God,
Ik ben voor hen die Mij haten een jaloerse God,
die de schuld van de vaders wreekt op hun kinderen
tot het derde en vierde geslacht,
maar voor hen die Mij liefhebben en mijn geboden onderhouden
een God die goedheid bewijst tot aan het duizendste geslacht.
Gij zult de Naam van de Heer uw God niet lichtvaardig gebruiken;
want de Heer laat hen, die zijn Naam lichtvaardig gebruiken,
niet ongestraft.
Denk aan de sabbat: die moet heilig voor u zijn.
Zes dagen zult gij werken en alle arbeid verrichten.
Maar de zevende dag is de sabbat voor de Heer uw God.
Dan moogt gij geen enkele arbeid verrichten:
gij zelf niet, uw zoon niet, uw dochter niet,
uw slaaf niet, uw slavin niet, uw dieren niet,
zelfs niet de vreemdeling die bij u woont.
In zes dagen immers heeft de Heer de hemel, de aarde,
de zee met al wat er in is gemaakt.
Maar de zevende dag heeft Hij gerust
en zo de sabbat gezegend en tot een heilige dag gemaakt.
Eer uw vader en uw moeder.
Dan zult gij lang leven op de grond die de Heer uw God u schenkt.
Gij zult niet doden.
Gij zult geen echtbreuk plegen.
Gij zult niet stelen.
Gij zult tegen uw naaste niet leugenachtig getuigen.
Gij zult uw zinnen niet zetten op het huis van uw naaste;
gij zult uw zinnen niet zetten op de vrouw van uw naaste,
niet op zijn slaaf, zijn slavin,
zijn rund of zijn ezel,
op niets wat hem toebehoort.”
Tweede lezing (1 Kor. 1, 22-25)
Uit de eerste brief van de heilige apostel Paulus aan de christenen van Korinte.
Broeders en zusters,
Joden eisen wonderen, Grieken wijsheid.
Maar wij verkondigen een gekruisigde Christus,
voor Joden een aanstoot, voor heidenen een dwaasheid;
maar voor hen die geroepen zijn, Joden zowel als Grieken,
is die Christus Gods kracht en Gods wijsheid.
Want de dwaasheid van God is wijzer dan de mensen
en de zwakheid van God is sterker dan de mensen.
Evangelie (Joh. 2, 13-25)
Toen het Paasfeest der Joden nabij was,
ging Jezus op naar Jeruzalem.
In de tempel trof Hij de verkopers aan
van runderen, schapen en duiven
en ook de geldwisselaars die daar zaten.
Hij maakte van touwen een gesel,
dreef ze allemaal uit de tempel,
ook de schapen en de runderen;
het kleingeld van de wisselaars veegde Hij van de tafels
en Hij wierp die omver.
En tot de duivenhandelaars zei Hij:
“Weg met dit alles!
Maakt van het huis van mijn Vader geen markthal!”
Zijn leerlingen herinnerden zich dat er geschreven staat:
De ijver voor uw huis zal mij verteren.
De Joden richtten zich tot Hem met de woorden:
“Wat voor teken kunt Gij ons laten zien,
dat Gij dit doen moogt?”
Waarop Jezus hun antwoordde:
“Breekt deze tempel af
en in drie dagen zal Ik hem doen herrijzen.”
Maar de Joden merkten op:
“Zesenveertig jaar is aan deze tempel gebouwd;
zult Gij hem dan in drie dagen doen herrijzen?”
Jezus echter sprak over de tempel van zijn lichaam.
Toen Hij dan ook verrezen was uit de doden,
herinnerden zijn leerlingen zich dat Hij dit gezegd had,
en zij geloofden in de Schrift
en in het woord dat Jezus gesproken had.
Terwijl Hij bij gelegenheid van het Paasfeest in Jeruzalem was,
begonnen er velen in zijn Naam te geloven
bij het zien van de tekenen die Hij deed.
Maar Jezus van zijn kant had geen vertrouwen in hen,
omdat Hij allen kende.
Hij wist wat er in de mens stak
en daarom was het niet nodig
dat iemand Hem over de mens inlichtte.
zondag 21 januari 2024
Lezingen H. Mis 3e zondag door het jaar B - want de wereld, die wij zien gaat voorbij.
Eerste lezing: Jon. 3,1-5. 10
Het woord des Heren werd gericht tot Jona:
“Begeef u op weg naar Ninivé, de grote stad,
en verkondig haar de boodschap, die Ik u zal ingeven.”
En Jona begaf zich op weg naar Ninivé,
zoals de Heer hem bevolen had.
Ninivé nu was een geweldig grote stad,
wel drie dagreizen groot.
En Jona begon de stad binnen te trekken, een dagreis ver
en hij preekte als volgt:
“Nog veertig dagen en Ninivé zal vergaan!”
De mensen van Ninivé geloofden het woord van God;
ze riepen een vasten af
en van groot tot klein deden allen het boetekleed aan.
En God zag wat ze deden en hoe ze zich van hun slecht gedrag bekeerden.
En Hij kreeg spijt, dat Hij hun met de ondergang gedreigd had
en Hij voerde zijn dreiging niet uit.
Tweede lezing: 1 Kor. 7, 29-31
Broeders en zusters,
de tijd is kort geworden.
Laten daarom zij die een vrouw hebben,
zijn als hadden zij ze niet;
zij die wenen als weenden zij niet;
zij die zich verheugen als waren zij niet verheugd;
zij die kopen als werden zij geen eigenaar.
Kortom, zij die met het aardse omgaan, moeten er niet in opgaan;
want de wereld, die wij zien gaat voorbij.
Evangelie: Mc. 1, 14-20
Jezus sprak tot hen: “Komt, volgt Mij; Ik zal maken dat gij vissers van mensen wordt.” Terstond lieten zij hun netten in de steek en volgden Hem.
Nadat Johannes was gevangen genomen,
ging Jezus naar Galilea
en verkondigde er Gods Blijde Boodschap.
Hij zei:
“De tijd is vervuld en het Rijk Gods is nabij;
bekeert u en gelooft in de Blijde Boodschap.”
Toen Jezus eens langs het meer van Galilea liep,
zag Hij Simon en de broer van Simon, Andreas,
terwijl zij bezig waren het net uit te werpen in het meer;
zij waren namelijk vissers.
Jezus sprak tot hen:
“Komt, volgt Mij;
Ik zal maken dat gij vissers van mensen wordt.”
Terstond lieten zij hun netten in de steek en volgden Hem.
Iets verder gaande zag Hij Jakobus, de zoon van Zebedeüs,
en diens broeder Johannes;
ook zij waren in de boot bezig met hun netten klaar te maken.
Onmiddellijk riep Hij hen.
Zij lieten hun vader Zebedeüs
met de dagloners in de boot achter en volgden Hem.
zondag 14 januari 2024
Lezingen H. Mis 2e zondag door het jaar B - “Hier ben ik. U hebt mij toch geroepen?”
Eerste lezing (1 Sam. 3, 3b-10.19)
Uit het boek Samuël.
De lamp van God was nog niet gedoofd
en Samuël lag te slapen in het heiligdom van de Heer,
waar de ark van God stond.
Toen riep de Heer:
“Samuël!”
Samuël antwoordde:
“Hier ben ik.”
Hij liep haastig naar Eli en zei:
“Hier ben ik.
U hebt mij toch geroepen?”
Maar Eli antwoordde:
“Ik heb niet geroepen;
ga maar weer slapen.”
Toen riep de Heer opnieuw:
“Samuël!”
Samuël stond op, ging naar Eli en zei:
“Hier ben ik. U hebt mij toch geroepen?”
Eli antwoordde:
“Ik heb niet geroepen, mijn jongen;
ga maar weer slapen.”
Samuël kende de Heer nog niet:
een woord van de Heer was hem nog nooit geopenbaard.
En weer riep de Heer Samuël; nu voor de derde maal.
Samuël stond op, ging naar Eli en zei:
“Hier ben ik. U hebt mij toch geroepen?”
Toen begreep Eli, dat het de Heer was die de jongen riep.
En hij zei tot Samuël:
“Ga slapen en mocht Hij je roepen, dan moet je zeggen:
Spreek, Heer, uw dienaar luistert.”
Samuël ging dus weer op zijn gewone plaats slapen.
Toen kwam de Heer bij hem staan en riep
evenals de vorige malen:
“Samuël, Samuël!”
En Samuël antwoordde:
“Spreek, uw dienaar luistert!”
Samuël groeide op;
de Heer was met hem en liet niet een van zijn woorden onvervuld.
Tweede lezing (1 Kor. 6, 13c-15a.17-20)
Uit de eerst brief van de heilige apostel Paulus aan de christenen van Korinte.
Broeders en zusters,
het lichaam is er niet voor de ontucht, maar voor de Heer,
en de Heer voor het lichaam.
God heeft niet alleen de Heer opgewekt uit de dood,
Hij zal ook ons doen opstaan door zijn kracht.
Gij weet toch, dat uw lichamen ledematen zijn van Christus?
Maar wie zich met de Heer verenigt,
is met Hem één geest.
Elke zonde die een mens bedrijft, gaat buiten het lichaam om,
maar de ontuchtige zondigt tegen zijn eigen lichaam.
Gij weet het:
uw lichaam is een tempel van de heilige Geest,
die in u woont, die gij van God hebt ontvangen.
Gij zijt niet van uzelf.
Gij zijt gekocht en de prijs is betaald.
Eert dan God met uw lichaam.
Evangelie (Joh. 1, 35-42)
In die tijd stond Johannes daar,
met twee van zijn leerlingen.
Hij richtte het oog op Jezus die voorbijging en sprak: “Zie het Lam Gods.”
De twee leerlingen hoorden hem dat zeggen
en gingen Jezus achterna.
Jezus keerde zich om
en toen Hij zag, dat zij Hem volgden, vroeg Hij hun: “Wat verlangt gij?”
Ze zeiden tot Hem:
“Rabbi
- vertaald betekent dit: Meester -
waar houdt Gij U op?”
Hij zei hun:
“Gaat mee om het te zien.”
Daarop gingen zij mee
en zagen waar Hij zich ophield.
Die dag bleven zij bij Hem.
Het was ongeveer het tiende uur.
Andreas, de broer van Simon Petrus, was één van die twee,
die het gezegde van Johannes hadden gehoord
en Jezus achterna waren gegaan.
De eerste, die hij ontmoette, was zijn broer Simon
tot wie hij zei:
“Wij hebben de Messias
- dat vertaald betekend: de Gezalfde -
gevonden”
en hij bracht hem bij Jezus.
Jezus zag hem aan en zeide:
“Gij zijt Simon, de zoon van Johannes;
gij zult Kefas genoemd worden,
dat betekent: Rots.”
maandag 1 januari 2024
1 Januari - H. Maria, Moeder van God- Lezingen H. Mis
Uit het boek Numeri.
De Heer sprak tot Mozes:
“Zeg aan Aäron en zijn zonen:
Als gij de Israëlieten zegent,
doe het dan met deze woorden:
Moge de Heer u zegenen en u behoeden!
Moge de Heer de glans van zijn gelaat over u spreiden
en u genadig zijn!
Moge de Heer zijn gelaat naar u keren en u vrede schenken!
Als zij zo mijn naam over de Israëlieten uitspreken
zal Ik hen zegenen.”
Tweede lezing (Gal. 4, 4-7)
Uit de brief van de heilige apostel Paulus aan de Galaten.
Broeders en zusters,
toen de volheid van de tijd gekomen was,
zond God zijn eigen Zoon,
geboren uit een vrouw,
geboren onder de wet
om ons, slaven van de wet, vrij te maken,
zodat wij de rang kregen van zonen.
En omdat ge zonen zijt,
heeft God de Geest van zijn Zoon, die “Abba, Vader!” roept
in ons hart gezonden.
Ge zijt dus niet langer slaaf, maar zoon
en als zoon ook erfgenaam
en wel door toedoen van God.
Evangelie (Luc. 2, 16-21)
Lezing uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Lucas.
In die tijd haastten de herders zich naar Betlehem
en vonden Maria en Jozef
en het pasgeboren kind, dat in de kribbe lag.
Toen ze dit gezien hadden
maakten ze bekend wat hun over dit kind gezegd was.
Allen die het hoorden stonden verwonderd
over hetgeen de herders hun verhaalden.
Maria bewaarde al deze woorden in haar hart
en overwoog ze bij zichzelf.
De herders keerden terug,
terwijl zij God verheerlijkten en loofden
om alles wat zij gehoord en gezien hadden;
het was juist zoals hun gezegd was.
Toen de acht dagen voorbij waren en men het kind moest besnijden,
ontving het de naam Jezus,
zoals het door de engel was genoemd
voordat het in de moederschoot werd ontvangen.
zondag 9 juli 2023
Lezingen H. Mis 14e zondag door het jaar A - Niemand kent de Zoon, tenzij de Vader.
Eerste lezing (Zach. 9,9-10)
Uit de Profeet Zacharia.
Zo spreekt de Heer:
“Jubel luid, gij dochter Sion,
juich, gij dochter, Jeruzalem!
Zie uw koning komt tot u,
rechtvaardig en zegevierend;
hij is deemoedig, hij rijdt op een ezel,
op een veulen, het jong van een ezelin.
Ik vaag de strijdwagens weg uit Efraïm,
de paarden uit Jeruzalem;
de strijdboog wordt gebroken.
Dan kondigt hij de vrede af onder de volken,
dan gaat zijn heerschappij van zee tot zee,
aan de Rivier tot de grenzen der aarde.”
Tweede lezing (Rom. 8,9.11-13)
Uit de brief van de heilige apostel Paulus aan de christenen van Rome.
Broeders en zusters,
Uw bestaan wordt niet beheerst door de zelfgenoegzaamheid,
maar door de Geest,
omdat de Geest van God in u woont.
Zou iemand de Geest van Christus niet hebben,
dan behoort hij Hem niet toe.
Als de Geest van God, die Jezus van de doden heeft opgewekt,
in u woont, zal Hij die Christus Jezus van de doden heeft doen opstaan,
ook uw sterfelijk lichaam eenmaal levend maken door de kracht van zijn Geest,
die in u verblijft.
Broeders en zusters, wij hebben dus verplichtingen,
maar niet aan onszelf, om zelfgenoegzaam te leven.
Als gij zelfzuchtig leeft,zult gij zeker sterven.
Maar als gij door de Geest de praktijken van de zelfzucht versterft,
zult gij leven.
Evangelie (Mt. 11,25-30)
In die tijd sprak Jezus:
“Ik prijs U, Vader, Heer van hemel en aarde,
omdat Gij deze dingen verborgen gehouden hebt voor wijzen en verstandigen,
maar ze hebt geopenbaard aan kinderen.
Ja, Vader, zo heeft het U behaagd.
Alles is Mij door mijn Vader in handen gegeven. Niemand kent de Zoon, tenzij de Vader,
en niemand kent de Vader, tenzij de Zoon
en hij aan wie de Zoon Hem wil openbaren.
Komt allen tot Mij,
die uitgeput zijt en onder lasten gebukt,
en Ik zal u rust en verlichting schenken.
Neemt mijn juk op uw schouders en leert van Mij:
Ik ben zachtmoedig en nederig van hart;
en gij zult rust vinden voor uw zielen,
want mijn juk is zacht en mijn last is licht.”
zaterdag 3 december 2022
Lezingen H. Mis 2e zondag van de advent, jaar A Zie, Ik zend mijn bode voor U uit, die de weg voor uw komst zal bereiden.
Eerste lezing (Jes. 35, 1-6a.10)
Zo spreekt de Heer:
“Woestijn en steppe zullen zich verheugen,
jubelen en bloeien de dorre vlakte.
Pronken zal zij met lelies,
van blijdschap jubelen en juichen.
De glorie van de Libanon valt haar ten deel,
de luister van Karmel en Sjaron.
Zij zullen de glorie van de Heer aanschouwen,
de luister van onze God.
Maak slappe handen sterk,
geef kracht aan knikkende knieën.
Spreek tot allen, die de moed verloren hebben:
Vat moed en vrees niet.
Uw God komt om de wraak te voltrekken,
God komt om te vergelden en om u te redden.
Dan gaan de ogen van de blinden weer open
en zullen de oren van de doven geopend worden.
De lamme zal springen als een hert
en jubelen zal de tong van de stomme.
Die door de Heer verlost zijn,
zullen weer terugkeren.
Jubelend komen zij naar Sion,
hun hoofden omgeven met eeuwige vreugde.
Zij zullen vreugde verkrijgen en blijdschap,
en pijn en gejammer nemen de vlucht.”
Tweede lezing (Jak. 5, 7-10)
Broeders en zusters,
hebt geduld tot de komst van de Heer.
De boer, die uitziet naar de heerlijke vrucht van zijn land,
kan alleen maar geduldig wachten,
totdat de winter- en voorjaarsregens gevallen zijn.
Ook gij moet geduldig zijn en moedig,
want de komst van de Heer is nabij.
Klaag elkaar niet aan;
dan valt ge zelf onder het oordeel.
Denkt eraan:
de rechter staat al voor de deur.
Broeders en zusters,
neemt een voorbeeld aan de lijdzaamheid
en het geduld van de profeten,
die gesproken hebben in de naam van de Heer.
Evangelie (Mt. 11, 2-11)
In die tijd hoorde Johannes in de gevangenis
over de werken van de Christus
en hij liet Hem door zijn leerlingen de vraag stellen:
“Zijt Gij de komende,
of hebben wij een ander te verwachten?”
Jezus antwoordde hun:
“Gaat aan Johannes zeggen wat gij hoort en ziet:
blinden zien en lammen lopen,
melaatsen genezen en doven horen,
doden staan op
en aan armen wordt de Blijde Boodschap verkondigd.
Gelukkig is hij die aan Mij geen aanstoot neemt.”
Toen zij vertrokken waren,
begon Jezus tot de menigte te spreken over Johannes:
“Waar zijt gij in de woestijn naar gaan zien?
Naar een riethalm door de wind bewogen?
Waar zijt gij dan wèl naar gaan zien?
Naar iemand in verfijnde kleding?
Die verfijnde kleding dragen
zijn te vinden in de paleizen der koningen.
Waartoe zijt gij dan uitgetrokken?
Om een profeet te zien?
Inderdaad, zeg Ik u, zelfs meer dan een profeet!
Hij is het over wie geschreven staat:
Zie, Ik zend mijn bode voor U uit,
die de weg voor uw komst zal bereiden.
Voorwaar, Ik zeg U:
Onder hen die uit vrouwen geboren zijn,
is niemand opgestaan die groter is dan Johannes de Doper.
Niettemin is de kleinste in het Rijk der hemelen
groter dan hij.”
zondag 27 november 2022
Lezingen H. Mis 1e zondag van de advent, jaar A Weest dus waakzaam, want gij weet niet op welke dag uw Heer komt.
Visioen van Jesaja, de zoon van Amos, over Juda en Jeruzalem. Op het einde der dagen zal de berg waarop de tempel van de Heer staat, oprijzen boven alle bergen en uitsteken boven alle heuvels. Alle volkeren zullen erheen stromen en talloze naties erheen trekken. Zij zullen zeggen: “Kom, laat ons optrekken naar de berg van de Heer, naar de tempel van Jakobs God. Hij zal ons zijn wegen wijzen en wij zullen zijn paden bewandelen. Want uit Sion komt de Wet, het Woord van de Heer uit Jeruzalem. Oordelen zal Hij de volkeren, rechtspreken over de talloze naties. Zij zullen hun zwaarden omsmeden tot ploegijzers, hun speren tot sikkels. Geen volk zal nog het zwaard trekken tegen een ander, en niemand zal nog leren oorlog voeren. Huis van Jakob, kom, laat ons wandelen in het licht van de Heer.”
Tweede lezing (Rom 13,11-14)
Broeders en zusters, gij weet dat het uur om uit de slaap te ontwaken reeds is aangebroken. Thans is ons heil dichterbij dan toen wij tot het geloof kwamen. De nacht loopt ten einde, de dag breekt aan. Laten wij ons dus ontdoen van de werken der duisternis en ons wapenen met het licht. Laten wij ons behoorlijk gedragen als op klaarlichte dag, en ons onthouden van braspartijen en drinkgelagen, van ontucht en losbandigheid, van twist en nijd. Bekleedt u met de Heer Jezus Christus en koestert geen zondige begeerten meer.
Evangelie (Mt. 24,37-44)
In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen: “Zoals het ging in de dagen van Noach, zo zal het gaan bij de komst van de Mensenzoon. Zoals de mensen in de dagen vóór de zondvloed doorgingen met eten en drinken, met huwen en ten huwelijk geven, tot op de dag waarop Noach de ark binnenging, en zij niets vermoedden totdat de zondvloed kwam en allen wegrukte: zo zal het gaan bij de komst van de Mensenzoon. Dan zullen er twee op de akker zijn: de een wordt meegenomen, de ander achtergelaten: twee vrouwen zullen met de molen aan het malen zijn: de een wordt meegenomen, de andere achtergelaten. Weest dus waakzaam, want gij weet niet op welke dag uw Heer komt. Begrijpt dit wel: als de eigenaar van het huis wist op welk uur van de nacht de dief zou komen, zou hij blijven waken en in zijn huis niet laten inbreken. Weest ook gij dus bereid, omdat de Mensenzoon komt op het uur waarop gij het niet verwacht.”
zondag 6 november 2022
Lezingen H. Mis 32e zondag door het jaar jaar C - Als kinderen van de verrijzenis, zijn zij kinderen van God.
Eerste lezing (2 Makk. 7,1-2.9-14)
In die dagen werden zeven broers met hun moeder gevangen genomen.
De koning wilde ze dwingen van het verboden varkensvlees te eten
door ze met roeden en zwepen te geselen.
De eerste van hen, die optrad als hun woordvoerder, sprak als volgt:
“Waarom wilt gij ons ondervragen
en wat wilt gij van ons te weten komen?
Wij zijn bereid te sterven,
liever dan de wetten van onze voorouders te overtreden.”
Nadat de eerste gestorven was,
riep de tweede broer, kort voordat hij de geest gaf:
“Booswicht, gij kunt ons wel het tegenwoordige leven ontnemen,
maar de Koning der wereld zal ons, die voor zijn wetten sterven,
laten opstaan tot een eeuwig leven.”
Na hem werd de derde gemarteld.
Zonder enige vrees sprak hij:
“Ik heb deze ledematen van God gekregen;
uit eerbied voor zijn wetten doe ik er afstand van,
maar ik hoop ze eens weer terug te krijgen.”
De koning en zijn omgeving stonden verbaasd over zoveel moed
bij de jongeman,
die zijn folteringen zonder één moment van zwakte doorstond.
Toen hij dood was
werd de vierde broer op dezelfde wijze gefolterd en gepijnigd.
Op het punt te sterven riep hij nog uit:
“Het is niet zo erg door mensen omgebracht te worden,
wanneer wij mogen vertrouwen op Gods belofte,
dat Hij ons weer zal laten verrijzen.
Voor u echter zal er geen verrijzenis tot een nieuw leven zijn!”
Broeders en zusters,
Moge de Heer Jezus Christus zelf,
moge God, onze Vader,
die ons zijn liefde heeft betoond, en die ons in zijn genade
eeuwige troost en blijde hoop heeft geschonken,
uw harten bemoedigen
en sterken met alle goeds, in woord en daad.
Voorts, broeders en zusters, bidt voor ons,
opdat het woord des Heren overal, zoals bij u,
zijn luisterrijke loop mag volbrengen,
en opdat wij verlost worden van die kwaadaardige en boze lieden;
want het geloof is niet aller deel.
Maar de Heer is getrouw:
Hij zal u sterken en behoeden voor de boze.
In de Heer vertrouwen wij op u,
dat gij doet wat wij bevelen en dit ook zult blijven doen.
Moge de Heer uw harten neigen tot de liefde Gods
en tot de standvastigheid van Christus.
Evangelie (Lc. 20,27-38)
In die tijd kwamen enigen van de Sadduceeën,
die de verrijzenis loochenen, bij Jezus
met de vraag:
“Meester, wij zien bij Mozes geschreven staan:
Als iemand een getrouwde broer heeft die kinderloos sterft,
dan moet hij diens vrouw nemen
en aan zijn broer een nageslacht geven.
Nu waren er eens zeven broers.
De eerste trouwde en stierf kinderloos.
De tweede en de derde namen de vrouw
en de een na de ander stierven ze alle zeven
zonder kinderen na te laten.
Het laatste stierf ook de vrouw.
Van wie van hen is zij nu bij de verrijzenis de vrouw?
Alle zeven toch hebben haar tot vrouw gehad.”
En Jezus sprak tot hen:
“De kinderen van deze wereld
huwen en worden ten huwelijk gegeven,
maar zij die waardig gekeurd zijn
deel te krijgen aan de andere wereld
en aan de verrijzenis uit de doden,
huwen niet en worden niet ten huwelijk gegeven.
Zij kunnen immers niet meer sterven,
omdat zij als engelen zijn;
en, als kinderen van de verrijzenis, zijn zij kinderen van God.
Dat de doden verrijzen, heeft ook Mozes aangeduid
waar het gaat over de braamstruik,
doordat hij de Heer noemt:
de God van Abraham, de God van Isaäk en de God van Jakob.
De Heer is toch geen God van doden, maar van levenden,
want voor Hem zijn allen levend.”